Synoniemen zoeken
Synoniem van werk
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Werk
De verrich¬ting, de uitvoering van iets met het oog op de daaraan verbonden krachts-inspanning en verder de voortbrengselen hiervan. Bezigheid en werkzaam¬heid zijn het tegenovergestelde van ledigheid en drukken dus eigenlijk een toestand van bezig of werkzaam zijn uit. Bij uitbreiding geven zij de daad van iets verrichten aan en alleen als zoodanig zijn zij met arbeid en werk synoniem. Bezigheid is zwakker dan werkzaamheid, daar het slechts te kennen geeft dat men aanhoudend werkzaam is, doch in het midden laat of hier eenige inspanning voor vereischt wordt of niet, en evenmin of er iets door tot stand komt. Hij heeft drukke bezigheden. Het is eene aardige bezigheid voor den ouden man. Werkzaamheid onderstelt daarenboven eene bezigheid, welke iets tot stand brengt door inspanning van krachten. Arbeid en werk drukken uit de inspanning onzer vermogens en krachten om iets te verrichten of tot stand te brengen. Terwijl arbeid meer bepaald de moeite en de inspanning op het oog heeft, welke bij het voortbrengen wordt aangewend, laat werk dit meer in het midden. Daarom spreekt men alleen van zwaren arbeid, doch van zwaar en licht werk. Werk duidt ook het resultaat der krachtsinspanning aan, maar wordt meer van een enkel ge¬wrocht gezegd, arbeid wordt hiervoor ook gebezigd maar ziet meer op de voortbrengselen van de geesteswerkzaamheid en den vlijt. Als werkwoorden staan hier naast arbeiden en werken.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
werk
werk - zelfstandig naamwoord
1. het verrichten van een taak
♢ je mag onder het werk niet roken
1. werk in uitvoering
[hier wordt gewerkt]
2. alles in het werk stellen om ...
[al het mogelijke doen]
3. zij heeft lang werk
[doet er lang over]
4. er werk van maken
[je ervoor inspannen]
5. er is werk aan de winkel
[er is veel te doen]
6. het vuile werk opknappen
[het moeilijkste of vervelendste doen]
7. half werk leveren
[het niet goed doen]
8. wie m'n werk doet, is m'n knechie (TB)
[wie me helpt, is me dierbaar]
9. het is geen aangenomen werk!
[je hoeft je niet zo te haasten]
10. dat is het betere werk
[dat gaat goed]
11. veel handen maken licht werk
[met wat hulp gaat alles gemakkelijker]
12. dat is onbegonnen werk
[onmogelijk]
13. goed gereedschap is het halve werk
[met goed gereedschap gaat het gemakkelijker]
14. geen half werk doen
[het keurig, grondig doen]
15. omkomen in het werk
[het erg druk hebben]
16. er is veel werk aan de winkel
[er is veel te doen]
17. hoe gaat dat in zijn werk?
[hoe werkt het?]
2. wat je doet om geld te verdienen
♢ hij is zonder werk
1. werk is werk
[als je er maar geld mee verdient...]
2. naar je werk gaan
[naar de plaats waar je werkt]
3. wat iemand gemaakt heeft
♢ dit werk is van Rembrandt
Algemene uitdrukkingen:
1. dat is afgesproken werk
[geen toeval]
2. dat is geen werk
[geen manier van doen, niet eerlijk]
Zelfstandig naamwoord: werk
het werk
de werken
het werkje
Synoniemen
arbeid, dienst
Tegenstellingen
vakantie