Synoniemen zoeken
Synoniem van zijn
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
zijn
zijn - [zww] aanwezig of waarneembaar zijn in de toestand of op de plaats die door de bepaling wordt genoemd. Zich bevinden, zich ophouden (formeel), zitten (informeel) en bivakkeren (informeel) zijn synoniemen. Uithangen wordt in vraagzinnen met betrekking tot personen gebruikt: 'waar heb jij uitgehangen?'. Ook blijven staat in vragende zinnen, en wel met betrekking tot personen of zaken naar wier of welker komst men uitziet. Het onderwerp van leven zijn levende wezens, belangstelling, cultuur en dergelijke: 'in deze stad leven miljoenen mensen'. Zaken die in bewaring zijn bij iemand, berusten bij die persoon. Verkeren betekent: in de omstandigheden of toestand zijn die in de bepaling genoemd worden: 'in een ellendige situatie verkeren'. Van mensen met een vrij beroep of van instellingen zeggen we dat ze ergens gevestigd zijn. Instellingen en regeringen zetelen ergens, gebouwen staan ergens. Ontevredenheid, verdorvenheid en dergelijke huizen in iemands gemoed of hart. Van onstoffelijke zaken die ergens in overwegende mate of bij uitsluiting van iets anders zijn, zeg je dat ze heersen: 'hier zal vrede heersen'.
Zie: liggen.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
zijn
zijn - onregelmatig werkwoord, voornaamwoord
1. een werkelijkheid vormen, bestaan
♢ er zijn mensen die op hun handen kunnen lopen
1. er was eens ....
[er leefde eens]
2. ware het niet dat ...
[als het niet zo was]
3. als het ware
[waar je het mee kunt vergelijken]
4. dat mag er zijn
[dat is indrukwekkend]
5. wat is er?
[wat scheelt eraan]
6. hij is er geweest
[hij is dood]
2. je er bevinden
♢ er zijn mensen in het huis
1. we zijn er
[we zijn op de plaats van bestemming]
2. erbij zijn
[goed opletten]
3. iets doen
♢ hij is aan het fietsen
4. noemt een eigenschap of kenmerk van het onderwerp
♢ zij is een aardige meid
1. als ik jou was dan ...
[ik geef je de raad om ...]
5. geeft aan dat het al gebeurd is
♢ zij is weggegaan
1. bezittelijk: hij is van die mannelijke persoon
♢ is dat zijn fiets?
Onregelmatig werkwoord: zijn
ik ben
jij/u bent
hij/zij is
wij/zij/jullie zijn
ik/jij/u/hij/zij was
wij/zij/jullie waren
hij is geweest
Synoniemen
uithangen, vertoeven, wezen
Tegenstellingen
ontbreken
Voornaamwoord: zijn
Synoniemen
z'n