Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

laten

betekenis & definitie

(liet, heeft gelaten), (ook:) nalaten, achterwege laten, met rust laten, achterlaten, laten zitten, laten schieten, in de steek laten, verlaten enz. enz. En ik laat alles voor mijn kinderen (Doelwijt 1971: 60); hier: nalaten.

Na afloop daarvan brachten de slaven bij wijze van dankbetuiging een groote hoeveelheid pluimvee en eieren voor den administrateur [die naar de stad terugkeerde] ten geschenke. Het geschenk werd genadiglijk aangenomen maar niets daarvan zag de stad. Alles werd voor den directeur en de opzichters gelaten (Bartelink 13); hier: achterlaten. Twee vrienden van mij hebben om die reden de school gelaten (Dobru 1969: 20); hier: verlaten, laten schieten. En ik laat deze vrouw en kreeg nog twee kinderen met een andere vrouw (Doelwijt 1971: 60); hier: verlaten, in de steek laten. -Etym.: Er is grote overeenkomst met E to leave.
-: Zie laten groeten.
-: laten halen

(liet halen, heeft laten halen), importeren; geïmporteerd, ‘import'. Heb je hem gezien? wilde Henk weten. In een reclame, jongen, zo 'n auto heeft niemand in Suriname, mijn tante heeft hem zelf uit Frankrijk laten halen (Doelwijt 1972b: 9). Hij wordt op school uitgelachen om zijn schoen waarvan de zool van voren los zit. Waarschijnlijk ook omdat de schoen van Surinaamse makelij is. Tegen zijn schoolvrienden kan hij niet trots zeggen: Late hale (van Mulier 1972: 44).