I.: Geneeskundige School (de), (hist.) opleidingsinstituut voor geneesheren, in 1882 opgericht, in 1969 opgegaan in de universiteit. Zie Enc.Sur. 217.
- : je school is te hoog, (scholierentaal) je gaat te ver, wat je zegt is te gewaagd; je gebruikt te erge scheldwoorden.
- Etym.: S ‘joe skoro é’ = id.
II.school-, indien gevolgd door de naam van kleding of van een kledingstuk, betekent dat het kleding betreft die alleen naar en op school gedragen wordt, echter niet een schooluniform. Lando heeft inmiddels zijn schoolkleren uitgedaan en loopt nu in een verlepte bruine broek naar de botralibank, waar een portie eri-eri uitdagend op hem wacht (van Mulier 1972: 42). Ze had hem daarvoor gevraagd wat voor een soort huisbroeken hij droeg en was zichtbaar geschokt toen hij antwoordde dat hij rondliep in korte broeken waarmee hij niets anders bedoelde dan zijn verlepte schoolbroeken (Vianen 1972: 59). Hij had twee paar schoenen: een schoolschoen [zie schoen] met verlakte punten en een bruine jubel voor zondag (Hijlaard 68). -Etym.: Bij kinderen staan deze woorden tegenover huis-. In AN verouderend.