Definities van Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden in de Ensie D
- De tol aan de natuur betalen
- De toon aangeven
- De tramontane kwijt zijn
- De verzenen tegen de prikkel slaan
- De vier hoeken der aarde
- De vierschaar spannen
- De vinger op de wond leggen
- De vingers jeuken mij
- De vlag dekt de lading
- De vlag strijken
- De voorsten maken dat de achtersten niet in de kerk kunnen
- De vriend die mij mijn feilen toont
- De vuurproef doorstaan
- De wal keert het schip
- De ware of rechte Jozef
- De ware Jacob
- De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens
- De weg van alle vlees gaan
- De wind eronder hebben
- De wind waait nu uit een andere of de verkeerde hoek
- De wittebroodsweken
- De zondebok zijn
- Den duivel inhebben
- Die aan de weg timmert, heeft veel berechts
- Die een kuil (of put) graaft voor een ander valt er zelf in
- Die geloven, haasten niet
- Die het breed heeft, Iaat het breed hangen
- Die het eerst komt, het eerst maalt
- Die het kleine niet eert, is het grote niet weerd
- Die het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het lid of het deksel op de neus
- Die niet werkt zal ook niet eten
- Die staat, zie toe dat hij niet valle
- Die wind zaait, zal storm oogsten
- Die zich zelf verhoogt, zal vernederd worden
- Die zwijgt stemt toe
- Dikke vrienden zijn
- Doe wel en zie niet om
- Door de band
- Door de bomen het bos niet zien
- Door de brand uit de brand
- Door de mand vallen
- Door de mazen van het net kruipen
- Door de spitsroeden moeten lopen
- Door de wind gaan
- Door de zure appel heen bijten
- Door dik en dun gaan
- Door het oog van een naald kruipen, gekropen zijn
- Door roeien en ruiten gaan
- Door schade en schande wordt men wijs
- Drinken (zuipen) als een Tempelier
- Dromen zijn bedrog