Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

snothork, snotjork, snotpork, snotwork

betekenis & definitie

kwajongen; bengel; snotaap; dom ventje. Gebruikt als koosnaam of als schimpnaam.

Gevonden op internet: jij baarmoedergeslingerde afgelikte snotpork! Niet vermeld in het WNT, al werd snotwork volgens informanten al in de jaren dertig gebruikt. WNT en Van Dale vermelden wel pork als gewestelijk woord (uit het oosten van het land) voor een kind dat te klein is voor zijn jaren; een kleuter.

Een bijvorm van pork is park. Bij Boekenoogen: ‘Dat kind is toch zoo’n purk, ’twil maarniet groeien.’ Zul je de kleine snotpork een beetje manieren leren, ‘pappa’ Jacco? (www.mijnkopthee.nl, 30/10/2001)Als je geen respect kan opbrengen voor je mede sporters, blijf dan lekker weg van deze site. Snotpork. (www.kdap.nl, 18/06/2002)