Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

klungel

betekenis & definitie

knoeier, prutser. Sedert ca. 1781.

Betekende oorspronkelijk: samenhangende massa, kluwen en vandaar ook een waardeloos voorwerp, prul (De Groene Amsterdammer, 21/07/1912: ‘De paraplu was een klungel! In drie maanden was zij totaal versleten.’).Zoo’n slecht zakenman, zoo'n klungel. (De Groene Amsterdammer, 23/02/1929)