slangwoord voor ‘neus’, bij uitbreiding voor ‘gezicht’: ‘En met die bolknak in je snufferd, stond je mooi voor sufferd’ (Jan Mens: Erwachteen haven, 1950). Opzijn snufferd vallen is ‘op zijn gezicht vallen’. Een Rotterdams rijmpje gaat als volgt: ‘Hee sufferd.
Krijg het Witte Huis op je snufferd!’ Overal zijn snufferd insteken is ‘zich overal mee bemoeien’.