Gepubliceerd op 21-06-2017

Scheur

betekenis & definitie

1. achter zijn - liggen hebben, achter zich hebben; gezegd van een periode die afgehandeld is. Slang van zeelui.

Menig doorgepekelde JanMaat die de goeie ouwe tijd al een poosje, kalipuisje achter z’n scheur heeft liggen weet wat het betekende als JanMaat terugkwam van ‘weggeweest met lang verlof en hij aan boord komende met zijn gebogen wijsvinger en duim zijn halsvel zoveel mogelijk naar buiten rekte. (Vrij Nederland, 05/10/91)

2. een - krijgen, een voetbalwedstrijd met grote cijfers verliezen; een smadelijke nederlaag ondergaan. Rotterdamse slanguitdr.

Toen pas hield de doelpuntenregen op. De vernedering was compleet. Een 7-1 scheur in eigen huis! (J. A. Deelder: Drukke dagen, 1988)

3. hou je-, hou je mond; zwijg. Vulgaire slanguitdr. Scheur bet. ook ‘vagina’ en wordt metonymisch ook voor ‘vrouw’ gebruikt. Syn. broodmolen dicht!

Kon een schop voor d’r hol krijgen, als ze me nog eens een grote scheur opentrekt! (Bouke B. Jagt:

De muskietenoorlog, 1976)

Hij was gewoon een rotjoch uit Londen met een scheur van hier tot ginder... (Pamela Koevoets: Arme Engelen, 1988)