Gepubliceerd op 21-06-2017

Pleuris

betekenis & definitie

1 in samenstellingen als pleurishond; pleuris- weerdient pleuris-ter intensivering.

Barst maar met die pleuriszooi, zie maar datje me kwijtraakt. (René Stoute: Bunkers bouwen, 1986)

Het zou wel te maken hebben met de honden, die pleurisbeesten. (Ben Laurens: De vreetpatrouille, 1987)

Of zenuwpeesmuziek waar ik dus een pleurishekel aan heb. (Oor, 17/12/88)

2. dan breekt de - uit,dan heb je de poppen aan het dansen; dan breekt er paniek uit; dan komen er moeilijkheden. Oorspr. soldatenslang, tegenw. in ruimere kring verspreid.

En let op, nu ging de pleuris uitbreken. (Harry Mulisch: Hoogste tijd, 1985)

Allerwegen brak de pleuris uit. (J.A. Deelder: Gemengde gevoelens, 1986)

Maar zijn er geen generaals en kolonels te vinden die diep van binnen hopen dat ’s een keer de pleuris uitbreekt zodat ze kunnen laten zien wat ze kunnen? (Wim de Bie: De Boekcorner van Goos Verhoef, 1988)

Achter de schermen brak toch nog even de pleuris uit omdat gastvocalist Herman Brood buiten de CBS-orde meewerkte aan dit EMI-project. (Oor, 08/04/89)

Het CDA is een partij in crisis, zonder dat de pleuris is uitgebroken. (Elsevier, 19/08/95)

3. de-in hebben,het land hebben; erg kwaad zijn (om iets). Informele uitdr., al vermeld door Stoett. Vgl. de smoor inhebben/in krijgen.

Ik had er de pleuris over in dat hij aan me voorbijging. (De Volkskrant, 30/03/91)

4. geen -, helemaal niets. Syn. geen tering.

Met een wijf gaan stappen, daar vind ik geen pleuris an. (Haagse Post, 06/12/86)

5. krijgde-,platte verwensing: loop heen!; val dood! Syn. krijg de kanker; krijg de kelere/klere/ kolere; krijgde takke; krijgde tyfus; krijg de ziekte enz. Ook verkort tot krijgde pleur.Vgl. ook Rotterdams en Haags pleur(t) op‘loop naar de pomp’. Voor pleurin de bet. ‘koffie’ zie een bakje pleur.

... die kankerimbeciel kan de pleuris krijgen. (Haagse Post, 08/12/84)

Soms ben ik moe en chagrijnig. Dan denk ik: krijg de pleuris maar... (Haagse Post, 06/09/86)

Het is gezeur om in de supermarkt te worden aangesproken door van die leukerds die je uitnodigen voor ‘een stevig robbertje “brits”’. Dan denk ik: ‘Krijg jij de pleur’, maar ik ga er verder gewoon niet op in. (HP/De Tijd, 02/12/94)

6. iemand de - slaan,iemand bijna doodranselen. Slang.

Ik heppem drie van de vier keer de pleuris geslagen! (J.A. Deelder: Gemengde gevoelens, 1986)

Je hebt nou vier vrouwen gehad en je hebt ze allemaal de pleuris geslagen. (Nieuwe Revu, 28/02/91) 7 zich de - werken/sleuren/schrikken enz.,erg hard werken, sleuren, schrikken enz. Informele uitdr. Syn. zich het apezuur werken enz.

Je hebt je er anders de pleuris gewerkt... (Mensje van Keulen: Van lieverlede, 1975)

Die hebben zich een halfuur de pleuris staan poetsen en schuren. (Jan Wolkers: De kus, 1977)

... en tussendoor zuig je je de pleuris om die dennenaaiden in je stofzuiger te krijgen. (Freek de Jonge: Het damestasje, 1987)

... die meid die schrok der eigen de pleuris. (Albert Mol: Wat zien ik..., 1988)

Hij komt wel ’s bij een optreden, zit-ie zich de pleuris te lachen. (Sport International, maart 1991) Eyk trainde zich in mei ‘de pleuris’. (Het Parool, 05/10/91)

De jongens zijn achter mij lekker aan het ballen en lopen zich in de gezonde vrieslucht de pleuris. (Nieuwe Revu, 06/12/95)