1 in de - zitten,slanguitdr. uit het midden van de 19de eeuw voor ‘erg bang zijn’. Piepzakwas destijds een drank van oude koffie, waaraan melk, suiker en kaneel waren toegevoegd.
In die zin zou men kunnen denken aan vergelijkbare uitdr. als in de puree zitten; in de soep zitten.Een andere verklaring gaat er van uit dat piepzak‘doedelzak’ bet. (pijpzak).Dit instrument wordt bij het bespelen regelmatig sa-mengedrukt. De vergelijking met iemand die ’m knijpt(eigenlijk ‘de billen samenknijpt’) ligt dan ook voor de hand.
Maar zitten ze in de piepzak, dan schreeuwe ze de hele wereld bijmekaar. (Jan Mens: Mensen zonder geld, 1939)
Het zou een aardig verhaaltje kunnen doen van iemand, die in de piepzak zit en er niet uit weet te komen. (Piet Bakker: Cis de Man, 1947)
Ze zitten allen in hun piepzak. (K. Norel: Vliegers in het vuur, 1963)
Vellie zit wat in zijn piepzak... (Simon Vestdijk: Kind tussen vier vrouwen, 1972, herdruk 1994)
De autoriteiten moeten wel érg in hun piepzak zitten over al die werklozen, daklozen en actiegroepen dat ze dergelijke afschrikwekkende methodes gaan gebruiken. (Bert Hiddema: Zwart geld, 1983)
... ik zat daar toen echt over in m’n piepzak. (Ben Borgart: Een getekend mens, 1986)
Als je in de rats zit, dan zitje in je piepzak. (Dr. Kees van Kooten: Zeven sloten, 1989)
Ik zat nog steeds in de piepzak en verwachtte ieder moment iets vreselijks. (Henk Verhaeren: Zee, 1992)
2 in zijn - liggen stinken,in bed liggen slapen. Slanguitdr.
En wat jammer ook voor Lex dat hij nog in zijn piepzak ligt te stinken. (Bert Hiddema: Zwart geld, 1983)