Gepubliceerd op 21-06-2017

Morgen

betekenis & definitie

1. - bij de koffie,cliché gezegde wanneer men een verzoek afslaat. Syn. van 2. Al erg oud.

2. - brengen, dat kun je denken. Wanneer iets anders is verlopen dan men had verwacht.

Ook als uitdr. van ongeloof. Meestal ironisch gebruikt. In dezelfde zin goeiemorgen; ammehoela/aan mijn hoela; je tante (op een houtvlot); je zus/zuster op een houtvlot (in d’r blote kont/met het bonenhoedje enz.).Vgl. eveneens Duits ja Morgen.

Die pees dan, die péés dan, die péés, hoor je, mot- tie d’r eerst uitsnijen. Ja, morgen brengen! (Herman Heijermans: Kamertjeszonde, 1898) Organisatie? Morgen brengen! (Jan Mens: Er wacht een haven, 1950)

‘Ik kan me dat toch niet voorstellen,’ zei Martje geschrokken. ‘Mevrouw Struis lijkt me de onschuld in persoon.’ ‘Jawel, morgen brengen. Met haar fijne smoesjes probeert ze iedere man op stang te jagen.’ (Jan Mens: Marleen, De kleine waarheid.1960 -1964)

3 - gezond weer op,de volledige uitdr. luidt straks lekker slapen en morgen gezond weer op.Met deze gevleugelde woorden sloot Sonja Barend steevast iedere aflevering van haar tv-pro- gramma af. Volgens haar werden voor de oorlog veel kinderen van joodse moeders met deze wens in bed gestopt.

Even twee dagen lekker griezelen en morgen gezond weer op. (Robert Long: Liegen mag, 1993) Op de vraag hoe de fractievoorzitter er nu onder is, antwoordde Kok: ‘Ik weet wel zeker dat Wöltgens morgen gezond weer op staat.’ (Trouw, 18/09/93)

Het vaderlandse televisiescherm kan na de blinde adoratie voor Yolanda die bijvoorbeeld Sonja Barend in al haar sprankelende intelligentie aan de dag legde, best wat tegengas gebruiken: ‘Lekker slapen en morgen gezond weer op!’ (HP/De Tijd, 08/04/94)