(in het voormalige Ned.-In- dië): genieten van de rust; lekker liggen luieren; zalig niets doen. Letterlijk bet. het ‘zich bezighouden met het bekijken van de weers-gesteldheid’; in figuurlijke zin dus ironisch. De term klimaatschieter vinden we al in Woordenschat.
Fris gemandied - gebaad - en in pyjama, lag hij dan bij ons “klimaat te schieten’, behagelijk uitgestrekt in een lange rotanstoel, een sigaar rokend als zichtbaar zinnebeeld van de rust die hij zich zo’n avond eens gunde. (Johan Fabricius: Hopheisa, in regen en wind, 2de druk, 1979)