dat dondert niet
dat geeft niet. Informele uitdr. Donderenbet. in de platte spreektaal ‘smijten, gooien’. Het WNT citeert o.a. Kneppelhout en Heijermans.
Het dondert allemaal niks! (Simon Vestdijk: De dokter en het lichte meisje, 1979)
... wat dondert mij de hele hoe-heet-het-ook, de ‘misjpogge’ die jammert en treurt. (Theun de Vries: Wieken tegen tralies, 1982)
Ik ga alleen nog naar films. Het dondert niet wat. (Hans Hoenjet: De wraakengel, 1989)
Gelukkig polste Wim Deetman hem toen voor het staatssecretarisschap; hij was weliswaar een van de allerlaatsten die gevraagd werd en hij ging er negentigduizend gulden op achteruit, maar dat donderde niet. Weg van hier. (HP/De Tijd, 29/09/95)