Gepubliceerd op 21-06-2017

Buik

betekenis & definitie

1. dat mag hem de - niet rimpelen,dat mag geen invloed hebben op de gang van zaken. Verouderde soldatenuitdr. (Ned.-Indië). Variant van dat kan de pet niet drukken.

2. een - met benen hebben,gezegd van een ongehuwd meisje dat moet bevallen. Deze slanguitdr. is al erg oud; ze dateert uit de 16de eeuw. Ook in het Fries: de buk fol bienen, deskirt- tefol trienen.

Trouw zijn aan één wijf, dat komt ook uit het christendom vandaan, dat hebben de pausen bedacht. Datje d’r vooral veel fokt en ze maar vaak met de buik vol benen loopt... (Jan Cremer: De Hunnen, 1984)

... dat mokkel, dat met een buik met benen liep. (Maarten ’t Hart: De steile helling, 1988)

3. schrijf dat maar op je-,(ook wel bruine buik; meestal met de toevoeging ’t potlood is bij de hand, dan kan je ’t met je hemd uitvegen): dat kun je wel vergeten; daar kun je naar fluiten. Wordt vaak gezegd wanneer betaling van iets achterwege blijft: ‘die schuld raak je nooit meer kwijt; naar dat geld kun je fluiten’. Deze slanguitdr. ontstond in kringen van Nederlandse soldaten in Ned.-Indië, maar heeft teg. veel ruimere bekendheid gekregen. Syn. aan mijn neus links, kun je rechts bellen; op je bolle hoofd.Vgl. ook in andere talen: Duits etwas in denKamin/Schornstein schreiben; Engels to kiss something goodbye.

... dan kan je deze weldaden nog op je buik schrijven. (Jan Mens: Goud onder golven, 1949)

‘Hé Arie, je mot nog twee stuks betalen.’ ‘Ja,’ riep ik bij de deur, ‘schrijf die maar lekker op je buik, dan kan je ze met je lui uitvegen.’ (Haring Arie: Recht voor z’n Raap, 1972)

M’n rustige landing kan ik wel op m’n buik schrijven. (Arie B. Hiddema: Kif Kif, 1973)

Die fietsenmaker van de Carnegielaan kan z’n pensioen nu wel op zijn diplomatieke buik schrijven. (Leonhard Huizinga: Olivier en Adriaan, 1981)

Een carrière als beroepsmuzikant kon hij voorgoed op z’n buik schrijven. (J.A. Deelden Schone Welt, 1982)

4. uitzijn - huilen; buiksnuiten,deze haast poëtische uitdr. voor ‘urineren’ stamt uit het soldatenslang. Syn. de aardappels afgieten; de grote piet uithangen.

‘Begrijp jij hoe dat komt, dat we allebei uit onze buik moeten gaan staan huilen als we het over haar hebben’, vroeg hij. (Jan Wolkers: Brandende liefde, 1981)