Gepubliceerd op 21-06-2017

Klein

betekenis & definitie

1. de -e jongen, schertsende ben. voor het mannelijk lid. Vgl. ook het Duitse kleiner junge; klei- nerHerr. Zie ook zijn jongeheer een henadjegeven. Een grotejongen is een penis in erectie. Vgl. liever een kleine die steigert, dan een grote die weigert.

2. Wat nu, -e man?, titel van een boek van Hans Fallada (Kleiner Mann was nun?, 1932). Ondertussen een gevleugelde uitdr.

Voor de herkansing zakte hij met nog slechtere cijfers. Vanaf dat moment stortte zijn wereld in en nam hij afscheid van het universitaire leven. Maar wat toen te doen? Hij zingt: ‘Wat nu, kleine man, opnieuw beginnen, opnieuw beginnen. Je moet toch wat.’ (HP/De Tijd, 26/05/95)