Gepubliceerd op 21-06-2017

Aanrotzooien

betekenis & definitie

zomaar wat doen; zonder plan te werk gaan; aanmodderen. Het copyright van deze sappige uitdr. berust bij de schilder Karei Appel, die op 29 januari 1955 in een in-terview met Vrij Nederland de legendarische woorden sprak: ‘Ik schilder, ik rotzooi maar een beetje an.’ Een paar dagen later herhaalde Simon Carmiggelt Appels uitspraak in een ‘Kronkel’, zodat het al vlug een gevleugelde uitdr. werd. In het Bargoens ontstond de term aanappelen in de bet. ‘met onverschillige willekeur te werk gaan; maar wat doen’ (Endt en Frerichs), waarbij gezinspeeld wordt op Appel en diens omstreden uitspraak.

We gaan beneden effe ‘n koppie koffie drinken en dan laten we de jeugd maar lekker anrotzooien. (Albert Mol: Haar van boven, 1988)

Zo beweeg ik mij tussen twee uitersten: het denken dat tot verkramping leidt en dat wat jij mijn impulsieve en avontuurlijke karakter noemt en ik

mijn aanrotzooien. (Ineke van Mourik: Tropenritme, 1988)

Waar het om gaat is dat ze maar aanrotsooien, ze schuiven je heen en weer, ze sollen maar wat met je... (Wil Schackmann: Genoeg gesold, 1988)