Definities van Keur van Nederlandsche woordafleidingen in de Ensie S
- Sabbat
- Sacrament
- Sage
- Salade
- Salpeter
- Samen
- Satan
- Satijn
- Saus
- Schaaf, Schaven
- Schaakspel
- Schaal
- Schaar
- Schaard
- Schacheren
- Schacht, Schaft
- Schade
- Schaduw
- Schaffen
- Schakellijm
- Schalk
- Schallebijter
- Schallen
- Schalmei
- Schamel
- Schamper
- Schande
- Scharlaken
- Scharrelen
- Schat
- Schaven
- Schavot
- Scheiden
- Schel
- Schelm
- Schelp
- Schemeren
- Schenden
- Schenken
- Schennis
- Schepel
- Scheppen
- Scheren
- Scherm
- Scherp
- Scherprechter
- Scherts
- Schets
- Scheurbuik
- Scheuren
- Scheut
- Schicht
- Schieten
- Schiften
- Schijnen
- Schikken
- Schil
- Schilderen (op wacht staan)
- Schilderen (verven)
- Schim
- Schimpen
- Schitteren
- Schobbejak
- Schoeisel
- Schoen
- Schoffel
- Schoof
- Schooien
- School (leerschool)
- School (menigte)
- Schoon
- Schoorsteen
- Schoot
- Schop
- Schors
- Schorsen
- Schorseneel
- Schort
- Schot
- Schotel
- Schout
- Schouw (beschouwing)
- Schouw (schoorsteen)
- Schouw (schuit)
- Schraal
- Schrander
- Schrapen
- Schrede
- Schreeuwen
- Schrijden
- Schrijn
- Schrijven
- Schrikkeljaar
- Schrikken
- Schub
- Schuchter
- Schudden
- Schuieren
- Schuilen
- Schuim