van den Germ. wt. skau = schouwen, zien (vgl. beschouwen); schoon w. d. z.: wat gezien kan worden, wat toonbaar is, en hieruit ontwikkelde zich de bet.: wat mooi is. In schoonvader, enz. is schoon een letterlijke (bij ons dus vrijwel zinledige) vertaling van ’t Fr. beau = schoon, beaupere, enz.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.