een afl. op el van schamen (evenals wankel van wanken en ’t Mnl. behagel van behagen). Schamen is een denom. van een z.nw. dat in ’t Mnl. schaam of schame luidde, maar later schaamte werd (vgl. uit Maerlant: ,,Du best [je bent] der wereld scame"). Het is een afl. van den Idg. wt. skam (bijvorm kam, zie Hemd), dat bedekken bet.; zich schamen was dus oorspr.: zich bedekken. Zie ook Schande.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.