Zuid-Carolina - een der 13 oude staten van de Ver. St., gelegen aan den Atlantischen Oceaan; oppervl. 80.258 K.M.2 Alleen in het uiterste W. verheffen zich enkele uitloopers van de Alleghany; voor het overige is de staat vlak land, in het O. zelfs moerassig. De kust is zeer laag, gedeeltelijk een dubbele kust met flauwe bochten (Long- en Onslow-baai), schoorwallen en lagunen. Het buitengewoon vruchtbare land wordt doorstroomd door vele rivieren, o. m. de Pedee, Santee, Edisto en de Zuidelijke grensrivier, de Savannah.
Bovendien is het klimaat door de Zuidelijke ligging vrijwel subtropisch, terwijl de Golfstroom de zomers er lang, warm en vochtig maakt. Z.-C. is daardoor uitnemend geschikt voor de aanplant van maïs en tabak en vooral van katoen. In 1920 bedroeg het aantal inw. 1.684.000. Het Negerelement is hier sterk vertegenwoordigd (vooral in ’t Santee-gebied) en maakt ongeveer 50 % der geheele bevolking uit. In vroeger jaren was dit nog veel sterker, zooals blijkt uit onderstaande tabel:
Negers. Blanken e. a. Totaal.
1820 265.301 237.440 502.741 1880 604.332 391.245 995.577 1900 782.321 557.995 1.340.316 1910 835,843 679.557 1.515.400 Het groot aantal kleurlingen, benevens het ongezonde klimaat en economische toestanden, houden een sterkere immigratie tegen. Bij het onderwijs zijn afzonderlijke scholen voor de Negers e. a. kleurlingen. Ruim 35 % der bevolking zijn analphabeten. Voor hooger onderwijs zijn aanwezig: een staatsuniversiteit te Columbia, in 1806 gesticht, die 36 professoren en 514 studenten telt; de Allen University in Columbia voor Negers, enz. — De staat is verdeeld in 42 counties en heeft Columbia als hoofdplaats. De regeering bestaat uit een Senaat van 44 leden, die voor den tijd van 4 jaar, en een Kamer van afgevaardigden van 124 leden, die voor 2 jaar worden gekozen. Alleen de mannelijke burgers van de Ver. St., die Engelsch kunnen lezen en schrijven en in ’t bezit zijn van minstens 300 dollar, kunnen kiezer worden. De staat stuurt 2 senatoren en 7 afgevaardigden naar het Congres in Washington.
De president wordt voor 2 jaar gekozen. Evenals N.is ook Z.-C. in de eerste plaats een landbouwstaat. In 1910 waren er 176.500 farmers, waarvan meer dan de helft Negers. Van de grootste beteekenis is de aanplant van katoen,waarmede in 1920 ruim 11.600 K.M.2, d. i. 1/7 van den staat, was beplant. De oogst daarvan vertegenwoordigde een waarde van 275 millioen dollar. Het grootste deel wordt uitgevoerd, maar veel wordt ook in de fabrieken van Z.-C. zelf verwerkt, waardoor 48.000 arbeiders een bestaan vinden. Voornamelijk spinnerijen zijn hier opgericht, maar hun aantal is zóó groot, dat zij 13,7 % vertegenwoordigen van de geheele Ver. Staten.
Uitgestrekte velden zijn beplant met tabak; de oogst daarvan vertegenwoordigt een waarde van 25 millioen gulden. Van groot belang is ook de verbouw van voedingsgewassen. In 1920 werden geoogst 15.400.000 H.L. maïs, 3.800.000 H.L. haver en 600.000 H.L. tarwe. Ongeveer 68 % van den staat is bedekt met bosch (naaldhout). Niet alleen de uitvoer van hout, maar ook van hars en terpentijn zijn daardoor van groot belang geworden.
De houtindustrie met een opbrengst van 11,3 millioen dollar is de tweede nijverheid van het land; bijna 12.000 arbeiders vinden in deze fabrieken hun bestaan. Meest levert door stroomend water opgewekte electriciteit de drijfkracht voor deze fabrieken. Verder is er veeteelt, voornamelijk varkensfokkerij, mijnbouw (phosphaat, graniet en kleiproducten), visscherij en oesterteelt. — De voornaamste haven is Charleston. Beaufort aan de gelijknamige rivier voert phosphaat uit, terwijl landwaarts in Summerville bekend is om de theeaanplantingen, Oranjeburg en Florence als spoorwegmiddelpunten en katoenmarkten.