Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zit

betekenis & definitie

Zit - (rijkunst), de manier van zitten van den ruiter. Hij was niet in alle tijden dezelfde. Oorspronkelijk, toen nog niet met zadel werd gereden, waren de ruiters, evenals ook thans, gezeten op beide zitbeenderen en het split. Later, toen in den riddertijd de lans het hoofdwapen van den ruiter werd en het harnas zijn lichaam beschermde, werd de „staande” zit, met gestrekte beenen en steunend in de beugels, aangenomen.

In dezen zit is trouwens elk blank wapen het gemakkelijkst te gebruiken. Naarmate echter het harnas werd verlaten en de paardensport meer vorderingen maakte, werd de staande zit langzamerhand gewijzigd in de „zittende”. De la Guérinière wordt beschouwd als de grondlegger van de rijkunst met dezen veranderden zit. De lendenen waren hierbij nog ingetrokken, maar de vorderingen, welke vooral in het begin der 19de eeuw op het gebied van hindernisrijden werden gemaakt, leidden ertoe, ook hierin verandering te brengen; daarbij toch waren de lendenen te stijf, zoodat de ruiter de lenigheid moest missen, die vooral bij den sprong als een eerste vereischte moet worden beschouwd.

< >