Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Rijkunst

betekenis & definitie

Rijkunst - de kunst van den ruiter om bij de verrichtingen, welke hij van het paard eischt, met de geringste hulpen den hoogsten graad van gehoorzaamheid te verkrijgen. Daartoe moet het paard in de eerste plaats in de houding gereden worden, welke voor de gevraagde verrichting het voordeeligst is. In de manege (rijbaan) is het de verzamelde houding, waarbij de aehterbeenen sterk zijn ondergebracht; de hals is hoog, het hoofd in den nek gebogen tot de neus bijna in de loodlijn staat, welke men zich door de kruin getrokken denkt, terwijl de kruin zelf het hoogste punt van den hals vormt. Het paard is hierbij licht en sierlijk in al zijn bewegingen.

Bij het jachtrijden moet het paard den hals lager en meer gestrekt dragen, om gelegenheid te hebben, tijdig gaten en steenen in het terrein te zien en te ontwijken. Bij het renrijden is het gewicht van het paard zooveel mogelijk naar voren gebracht: de hals geheel gestrekt, terwijl ook het ruitergewicht door sterk vooroverzitten naar voren wordt gebracht. De hulpen, waarmee de ruiter aangeeft, wat hij van het paard wenscht en door middel waarvan hij het zoonoodig dwingt om aan dien wensch te voldoen, kunnen worden gegeven met de stem, de teugels, de beenen, de sporen, de karwats, of met gewichtsverplaatsing van het bovenlijf, terwijl gewoonlijk eenige dier hulpen vereenigd worden toegepast. Hierbij moet in het bijzonder gewaakt worden voor overeenstemming der hulpen, d. w. z., wanneer b.v. de beenen het paard tot sneller gaan aanzetten, de teugels niet tegelijkertijd tot korter gaan nopen; anders zou het paard den ruiter niet meer begrijpen, zijn vertrouwen in hem verliezen en tot verzet geprikkeld worden. Hoe geringer de graad van africhting van het paard is, des te duidelijker zal de toeschouwer de hulpen van den ruiter waarnemen ; bij een goed afgericht paard kunnen de hulpen zóó gering wezen, dat zij niet meer waarneembaar zijn. Men onderscheidt de lagere en de hoogere rijkunst. De eerste heeft ten doel den ruiter vastheid van zit, een behoorlijke houding en voldoende meesterschap over zijn paard te geven voor het meest voorkomend gebruik ervan, z. a. wamlelrijden, jachtrijden, e. d. De hoogere rijkunst heeft ten doel de middelen na te gaan en toe te passen, waarmee men van het rijpaard de hoogste lichtheid en sierlijkheid in zijn bewegingen kan verkrijgen. Zij eischt van den ruiter een uiterst fijn gevoel en een groote mate van tact en lenigheid.

Een onderdeel der rijkunst vormt de hoogeschooL De rijkunst stond reeds bij sommige volken van de Oudheid in hoog aanzien (Griekenland, Rome, Byzantium). Het oudste bij ons bekende geschrift op rijkunstig gebied is de handleiding van Xenophon, waarvan kort geleden een uitstekende Ned. vertaling het licht zag. De renaissance van de hoogere rijkunst valt samen met die der andere kunsten en werd aangetroffen in Italië in de 16de eeuw. Zij werd aldaar door verscheidene voortreffelijke ruiters beoefend, waarvan de meest bekende waren: Grisoni (1552), Fiaschi (1556) en Pignatelli (1598). Enkelen hunner stichtten een manege, alwaar zij les gaven en hun school vormden. Tijdens de oorlogen van Karel VIII, Lodewijk XII en Frans I, sloeg de smaak voor de hoogere rijkunst van Italië naar Frankrijk en elders over. De degelijke rijkunstige opleiding in Frankrijk werd gevestigd door de la Broue en de Pluvinel na vertaling door Lanfrey van de handleiding van Grisoni. Tot de beroemdste ruiters van de 17de eeuw moeten worden gerekend: de Pluvinel, du Vernet du Plessis en de hertog v. Newcastle; tot de beroemdste van de 18de eeuw: de la Guérinière ; tot die van de 19de eeuw: de beide d’Abzac, d’Aure, Baucher en Fillis. Een van de voortreffelijkste handleidingen op rijkunstig gebied is het werk van den Franschen ritmeester de Saint-Phalle, getiteld: Equitation (1907).