Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Wethouder

betekenis & definitie

Wethouder - Onze Gemeentewet kent den wethouder niet als zelfstandig bestuursorgaan, alleen als deel uitmakend van het college van burgemeester en wethouders. Andere wetten laten den wethouder een enkele maal zelfstandig optreden (zie b.v. art. 16 Gezondheidswet, art. 24 Woningwet). — De wethouders worden door den Gemeenteraad uit zijn midden benoemd. In gemeenten van 20.000 zielen en daar beneden zijn twee, in die van 20.001—100.000 zielen, naar goedvinden van den Raad, drie of vier in die van meer dan 100.000 zielen, naar goedvinden van den Raad, drie, vier of vijfwethouders (art. 79 Gem.wet). — Zij worden gekozen voor vier jaren. Zij treden tegelijk af met den eersten Dinsdag der maand September.

De aftredenden zijn dadelijk weder herkiesbaar (art. 80 Gem.wet). — De gewone tijd ter verkiezing der w. is de eerste Dinsdag van Sept. (art. 83 Gem.w.). Bij tusschentijdsche vacatures geschiedt de verkiezing binnen 14 dagen. Valt gelijktijdig een plaats in den Raad open, dan beginnen de 14 d. te loopen van den dag waarop het ter vervulling benoemde lid is toegelaten (art. 84 Gem.w.). — De tot w. benoemde, die in de vergadering tegenwoordig is, verklaart binnen 24 uren, hij, die niet tegenwoordig is, binnen 3 dagen na ontvangst van het bericht van zijn benoeming, of hij die aanneemt (art. 85 Gem.w.). Wanneer een benoemde zijn benoeming niet aanneemt, geschiedt binnen 8 dagen een nieuwe keuze (art. 86 Gem.w.). — Die ophoudt lid van den Raad te zijn, houdt tevens op w. te wezen (art. 87 Gem.w.). — De w. kunnen te allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan den Raad. Zij blijven niettemin hun bediening waarnemen, totdat hun opvolgers die hebben aanvaard (art. 88 Gem.w.). — Art. 89 Gem.w. verklaart eenige betrekkingen met het wethouderschap onvereenigbaar. — De w., die ongesteld of afwezig of met de tijdel. waarneming van het burgemeesterschap belast is, wordt, zoodra noodig, vervangen door een ander lid van den Raad, door dezen te benoemen. Zoodanig lid, buiten het geval van ongesteldheid van den w., gedurende meer dan een maand onafgebroken met de betrekking belast zijnde, heeft voor dien tijd aanspraak op de jaarwedde en het presentiegeld, daaraan verbonden (art. 90 Gem.w.). — De w., staan den burgemeester bij in het bestuur der onderscheidene takken van de huishouding der gemeente en vormen met den burgemeester het college van burgemeester en wethouders (art. 91 Gem.w.). — Aan de w. wordt een jaarwedde, door Ged.

Staten, nadat de Raad is gehoord, onder goedkeuring des Konings, vast te stellen, toegelegd. Zij genieten de helft daarvan als vast inkomen. De overblijvende helften worden bijeengevoegd en om de drie maanden tusschen hen verdeeld, naar gelang van het getal der vergaderingen, door ieder in dien tijd bijgewoond. Die wegens commissiën, hem als w. opdragen, is afwezig geweest, behoudt zijn aanspraak op het presentiegeld. Behalve die jaarwedde, genieten de w., onder welken naam ook, geenerlei inkomen uit de gemeentekas dan hetgeen verbonden is aan een andere hun opgedragen openbare gemeentebediening (art. 94 Gem.w.).