Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vollenhove

betekenis & definitie

Vollenhove - 1) Johannes, stichtelijk dichter uit de 17de eeuw, geb. in 1631 te Vollenhove, was predikant te Vledder, te Zwolle en te Den Haag, waar hij in 1708 overleed. Hij had grooten naam als kanselredenaar en deed ook eenigen tijd dienst te Londen (1674) bij het buitengewoon gezantschap, kreeg naar aanleiding daarvan een eere-doctoraat in de theologie van de universiteit te Oxford, Hij schreef tal van stichtelijke gedichten, waarvan Kruistriomf (1655) zijn beste is. In 1686 verscheen zijn Poëzy, in 1750 herdrukt.

2) Mr. Cornelis van, geb. 1874 te Dordrecht, promoveerde in 1898 te Leiden in de rechten, en werd reeds in 1901 benoemd tot hoogleeraar aan de Universiteit aldaar, waar hij het koloniale recht met inbegrip van het adatrecht doceert. Hij heeft zich vooral naam gemaakt op het gebied van het adatrecht der Indonesiërs, maar evenzeer op dat van het internationaal recht. Hij schreef o. a.: Het adatrecht van Nederlandsch Indië (I, 1906-1918. Voor dit belangrijke baanbrekende werk werd den schrijver de Thorbecke-medaille toegekend); Miskenningen van het adatrecht (1916); De Indonesiër en zijn grond (1919); Drie treden van het volkenrecht (1918).
3) Samuel Constant Snellen van, Ned. entomoloog, geb. 1816 te Rotterdam, was eenigen tijd conservator aan ’s Rijks-museum voor Natuurlijke Historie te Leiden en vestigde zich daarna te Den Haag; overl. aldaar in 1880. Werken: De insecten, welke den landbouwer schaden (1852); Gelede dieren (1860, 2 dln.); De insecten (1879), enz.