Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Volkenkunde

betekenis & definitie

Volkenkunde - noemt men de wetenschap, die zich bezig houdt met de geschiedenis en beschaving van die volken, welke buiten de sfeer der moderne Europeesche beschaving zijn of tot voor korten tijd waren gebleven. Overigens dient men te onderscheiden tusschen de beschrijvende volkenkunde (ethnographie) en de vergelijkende volkenkunde (ethnologie). Als onderdeel der algemeene beschavingsgeschiedenis is het arbeidsveld van laatstgenoemde niet nauwkeurig te omschrijven: zij bepaalt zich niet tot de z.g. „primitieve” of „onbeschaafde” volken, maar tracht met behulp van haar kennis aangaande die meer „primitieve” beschavingstoestanden, licht te werpen op de wordingsgeschiedenis der moderne beschaving. Zij maakt daarbij gebruik van de resultaten der algemeene geschiedenis en allerlei nog meer gespecialiseerde wetenschappen, terwijl zij daar, waar die wetenschappen haar in den steek laten, in ’t algemeen dus buiten het moderne beschavingsgebied, zelf het onderzoek ter hand neemt.

Zoo ligt bijv. de beschaving der klassieke Oudheid buiten het eigenlijke arbeidsveld der ethnologie, daar op dit terrein de geschiedenis en de klassieke philologie reeds van ouds werkzaam zijn. Maar wel maakt zij gebruik van de resultaten dezer wetenschappen, voor zoover zij het cultuurhistorisch onderzoek ten nutte kunnen komen, terwijl zij omgekeerd tot het juiste begrip ervan het hare bijdraagt. Zie W. Schmidt, Die moderne Ethnologie, Anthropos I, blz. 136. In de 1e helft der 19de eeuw is een wetenschappelijke v. ontstaan. Op initiatief van Milne Edwards kwam in 1839 de Société d’Ethnologie tot stand, later opgegaan in de Société d’Anthropologie; hierop volgde de Engelsche Ethnological Society, later met de Anthropological Soc. saamgesmolten tot het Anthropological Institute of Great Britain.

In de Ver. Staten is de Smithsonian Institution het ethnologische genootschap; in Duitschland werd later door Virchow e. a. de Deutsche Gesellschaft für Anthropologie, Ethnographie und Urgeschichte opgericht. In Nederland is de v. hoofdzakelijk koloniale; zij wordt bevorderd door het Indisch Genootschap en het Koloniaal Instituut. De v. is in de meeste landen, vooral koloniale mogendheden, afzonderlijk vak van hooger onderwijs geworden, in Nederland te Amsterdam vanwege het Koloniaal Instituut en als deel van het aardrijkskundig onderwijs, als laatstgenoemd ook te Utrecht, terwijl te Leiden een bijzondere leerstoel is opgericht.

Van het grootste belang zijn de talrijke ethnograpische musea: als rijkste zijn te noemen het Britsch Museum, het Museum für Völkerkunde te Berlijn, het Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, het Congo-museum te Tervueren (bij Brussel), de Smithsonian Institution te Washington. De genoemde genootschappen geven tijdschriften, bulletins of andere werken uit; een belangrijk orgaan is het te Leiden verschijnende Internationales Archiv für Ethnographie, sedert 1888. Litt. van algemeenen aard (handboeken enz.): Ratzel, Völkerkunde, 2 dln., 2de dr. (Leipzig 1894); A. Vierkandt, Naturvölker und Kulturvölker (Leipzig 1896); J. Deniker, Les Races et les Peuples de la Terre (Parijs 1900); Keane, Ethnology, 2de dr. (Cambridge 1901); Illustrierte Völkerkunde hg. von G. Buschan Stuttgart 1909, 2de dr. 1913, 1e uitg. in Nederl. bewerking van dr. Juynboll, Beschavingsgeschiedenis der menschheid (Leiden 1910); D. G. Brinton, Races and Peoples (New York 1911); Steinmetz, Studie en methode der Ethnologie (’s-Gravenhage 1907); dez., Geschiedenis van Ethnologie enz. in Gesch. der Wetenschappen, deel II (Baarn 1917); Haddow, History of Anthropology, Lond. 1912.