Vlaamsche gaai - of Meerkol, Garrulus glandarius ; vogel, behoorende tot de Raafachtigen. Lengte 33 c.M., staart 17 c.M.; purperkleurig bruingrijs; op de vleugels een helderblauwe spiegel en witte dwarsstrepen; staart zwart; op den kop een lage kuif. Bewoner van Europa ; in ons land standvogel in bosschen; in den winter talrijker, omdat vele exemplaren uit O.-Europa dan W.-waarts trekken.
Nestelt in jonge boomen; voedt zich met insecten, wormen, enz., maar ook met zaden, kersen, bessen, enz. Is vooral schadelijk door het plunderen van vogelnesten, waarbij zij eieren en jonge vogels opeten. Zie plaat Vogels II, fig. 5.