Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vlaanderen

betekenis & definitie

Vlaanderen - voormalig graafschap, behoort thans grootendeels aan België en verder aan Nederland (Zeeuwsch-Vl.) en Frankrijk (Noord- en Westhelft der departementen Nord en Pasde-Calais). Het Belgische gedeelte van Vlaanderen is verdeeld in twee provinciën :

1° Oost-VI., 3000 K.M.2,1.114.000 inw. (w.o. 25.000 Waalschsprekenden, omtrek van Ronse), hoofdstad: Gent. Het Z. is heuvelig en houtrijk, de rest vlak; landbouw (vooral in het vruchtbare land van Waes), hopcultuur om Aalst; industrie, vooral textiel-industrie, vlas- en katoenspinnerij en -weverij over de gansche provincie, touwslagerij om Dendermonde; twijnspinnerijen te Aalst, lucifers te Geeraadsbergen, ververijen te Ronse, zijdefabrieken te Deinze ; de grootste spinnerijen en weverijen bevinden zich te Gent, te Wetteren, te Waerschoot; suikerfabrieken te Selzaete en te Moerbeke (Waes). Handschoenen en kanten in het Zuiden.
2°. West-VL, 3234 K.M.2, 838.000 inw., w.o. ruim 50.000 Waalschsprekenden; hoofdstad Brugge. Aan de kust duinen met bekende badplaatsen, daarachter een strook klei, veen en zand, tot aan de heuvels van het Z. om Ieperen en Tielt; goed bevaarbare rivieren en kanalen. Zeehavens te Brugge, te Ostende en te Nieuwpoort. Veeteelt vooral in Veurne-Ambacht. Hopcultuur om Poperinghe, landbouw: meer groote bedrijven dan in OostVI.: graan, suikerbieten, vlas; industrie: vlasspinnerij, linnenweverij te Roeselaere, te Waeregem, te Meulebeke en te Kortrijk; vlasbedrijf langs de Leie; kantnijverheid vooral te Brugge; schoenmakerij te Isegem; tabak te Wervik.

Geschiedenis. In het tegenwoordige Vlaanderen (middellat. Flandriae, een woord van onzekeren oorsprong) werden in ’t begin der 9de eeuw verschillende graafschappen gevonden, o. a. ’t graafschap van Boudewijn met den Ijzeren Arm, dat ’t tegenw. Brugge, Oudenaarde en Aardenburg omvatte, ’t graafschap van Enguerrand, dat bestond uit ’t tegenw. Gent, Kortrijk en Doornik, enz. Na het tot stand komen van ’t verdrag van Verdun kwam V. in ’t bezit van den Westfrankischen koning Karel den Kale, die hier een markgraafschap stichtte, dat zich uitstrekte om ’t tegenw. Gent, Doornik, Kortrijk en ’t land van Waes. Een enclave in dit staatje vormde de abdij van Sint Bavo, die tot ’t Middelfrankische rijk behoorde. Door den markgr.

Boudewijn II (879—918) werd het gebied uitgebreid met de graafsch. Boulogne en Térouanne. Bij zijn dood werd het land verdeeld onder zijn zoons, van wie Arnulf (918—964) in ’t bezit kwam van Vlaanderen en zich meester maakte van Artois (933) en Ostervant (943). Een zijner opvolgers, Boudewijn IV (988—1035), breidde ’t gebied uit door verovering van Valenciennes, de Vier Ambachten en de eilanden bezuiden de Ooster-Schelde. Wanneer dan Boudewijn VI (1067—1070) huwt met Richilde, weduwe van Herman van Henegouwen, wordt dit graafsch., ondanks het verzet van keizer Hendrik III, met Vlaanderen vereenigd. Bij zijn dood werd ’t land verdeeld in twee deelen : zijn zoon Arnulf kreeg Vlaanderen en Henegouwen, terwijl zijn broer Robert in ’t bezit gesteld werd van Aalst, de Vier Ambachten en de eil. bezuiden de OosterSchelde. Niet tevreden hiermede, maakte Robert zich in 1071 meester van Vlaanderen, maar Henegouwen kon hij niet veroveren. Onder hem begint de ontwikkeling van den handel en industrie te Brugge, dat de residentie der graven werd.

In twist geraakt met Willem den Veroveraar van Engeland, die aanspraak maakte op VI., zocht hij steun bij Denemarken en legde daardoor den grondslag voor de verbinding van Vlaanderen met de Oostzeelanden. Zijn opvolger, Robert II (1093—1111), die zich meester had gemaakt van de voogdij over Cambresis, zocht aansluiting bij Frankrijk, ten einde den Eng. koning in diens gebied Normandië te kunnen bestrijden, hetgeen echter geen succes opleverde. Ondertusschen had VI. op ’t gebied van den handel beteekenis gekregen, waartoe het krachtige bestuur van Karel den Goede (1119—1127) veel heeft bijgedragen. Belangrijke missen waren er te Yperen en Douay. De dood van Karel had verwarring ten gevolge, daar aanspraak op de opvolging werd gemaakt door Willem van Normandië en Dirk van den Elsas. Met steun van den Franschen koning Lodewijk VI gelukte het Willem bezit te nemen van het graafschap. Wanneer hij zich echter niet wil bekommeren om de rechten van de steden, roepen deze Dirk van den Elsas tot graaf uit. In 1128 heeft deze ’t bewind in handen.

Deelnemende aan den z.g. 3den Kruistocht liet hij ’t bestuur over aan zijn zoon Philips (1157), die in strijd geraakte met Floris III van Holland wegens de instelling van een tol te Geervliet. Floris III was tegen VI. niet opgewassen en moest afstand doen van de eil. bezuiden de Ooster-Schelde. Onder Philips van den Elsas (1157—91) komt VI. op ’t toppunt van macht. Door huwelijk kwam de graaf in ’t bezit van Vermandois en Armimois, waardoor hij een der machtigste leenmannen van den Fransche koning was geworden. De handel en industrie namen in beteekenis toe. Begunstigd door den graaf met een munt, was Atrecht een belangrijke marktplaats. Gent, Brugge, Yperen, Douay bloeiden door de wolindustrie. Brugge trok gaandeweg ’t internationale verkeer tot zich.

Handel was er op WestDuitschland, Noord-Duitschland, Engeland, Frankrijk en Schotland. Op ’t gebied van de kunst werd het hof van Philips en zijn vrouw Elisabeth van Vermandois een middelpunt. Hier vertoefde o. a. de Fransche dichter Chrestien de Troyes. Groote zorg besteedde de graaf aan een verbetering van den waterstaat door aanleg van dijken en ’t graven van kanalen. In zijn buit. pol. was Philips eerst nauw verbonden met den Franschenkoning Philips II August; maar, wanneer hij bemerkt, dat deze er op uit is om de macht van VI. te verkleinen, zoekt hij steun bij den Duitschen keizer Frederik Barbarossa. Het gevolg van deze politiek was, dat VI. ook in strijd geraakte met Henegouwen, welks graaf Boudewijn V de schoonvader was van den Franschen koning. Toen evenwel de Duitsche keizer toenadering zocht tot den Franschen koning en den graaf van Henegouwen begunstigde, zocht de Vlaamsche graaf aansluiting bij Engeland, hetgeen ook in overeenstemming was met de handelsbelangen van Vlaanderen. Hiermede heeft Vlaanderen partij gekozen in de tegenstelling tusschen den Anglo-Angevinischen staat der Plantagenets en Frankrijk.

Toen Philips gestorven was bij het beleg van Sint Jean d’Acre, haastte Boudewijn van Henegouwen zich bezit te nemen van VI., aldus de plannen van Philips II August verijdelend om ’t opengevallen graafschap te annexeeren. Alleen liet hij de Franschen in ’t bezit van Artois. Hiermede was voor de tweede maal VI. met Henegouwen vereenigd. Een oogenblik scheen het, alsof VI. hierdoor weer toenadering zou zoeken tot ’t Duitsche rijk, maar in overeenstemming met de belangen van VI. koos Boudewijns zoon Boudewijn IX (1194—1202) weer de zijde van Engeland. De deelname van Boudewijn aan den Latijnschen kruistocht en zijn kort daarop gevolgde dood, had voor VI. groote gevolgen. De beide dochters van den graaf Jeanne en Margaretha kwamen eerst onder voogdij van Philips van Namen en daarna onder die van den Franschen koning, die er gebruik van maakte om zijn gezag in Vlaanderen en Henegouwen te versterken. Onder den adel vormde zich een strooming, die der Leliaerts, welke de Fransche heerschappij welgezind was, die na de overwinning van Bouvines (1214) voor goed gevestigd scheen te zijn. Jeanne, die gehuwd was met Ferdinand van Portugal, moest haar deelname aan den strijd tegen Frankrijk boeten door slechting van de muren van Valenciennes, Yperen, Oudenaerde en Cassel.

Ferdinand was in gevangenschap geraakt van den Franschen koning en werd eerst in 1226 vrijgelaten. In de volgende jaren tot den dood van Jeanne in 1244, waren VI. en Henegouwen feitelijk Fransche gewesten. Opvolgster van Jeanne was Margaretha, eerst gehuwd met Bouchard d’Avesnes en daarna met Guy de Dampierre. Uit beide huwelijken waren kinderen geboren. De d’Avesnes maakten aanspraak op een deel van ’t land, hetgeen hun betwist werd door de Dampierre’s. In 1247 werd door Lodewijk IX van Frankrijk bij scheidsrechterlijke uitspraak beslist, dat ’t gesl. Avesnes zou heerschen in Henegouwen en het gesl. Dampierre in VI.

Avesnes wilde zich bij deze uitspraak niet neerleggen en zocht aansluiting bij de graven van Holland, die wegens de aanspraken op de Zeeuwsche eil. steeds vijandig stonden tegenover VI. Met steun van de Franschen konden de Dampierre’s zich handhaven tegen de vereenigde Hollandsch-Henegouwsche macht. Floris V van Holland, moest in 1282 vrede sluiten, terwijl de Dampierre’s ’t landschap Namen in bezit kregen, waardoor zij den belangrijken weg langs de Maas konden beheerschen, hetgeen den handel van VI. ten goede kwam. Brugge was in de 13de eeuw de voornaamste handelsplaats van West-Europa geworden, waar Duitschers, Engelschen, Spanjaarden, Portugeezen, Italianen verschenen om handel te drijven in wijn, wol, laken, specerijen, enz. Hand in hand met de ontwikkeling van den handel ging de opbloei van de industrie, die geheel en al ’t karakter kreeg van „Verlagsindustrie”. Kanalen waren gegraven om ’t verkeer te vergemakkelijken, b.y. in 1243 van Aardenburg naar zee, in 1251 van Yperen naar Nieuwpoort en van Gent naar Damme. Op ’t gebied van kunst ontwikkelt zich de Vlaamsche letterkunde ; een zekere Willem dicht de Reinaert, terwijl Jacob van Maerlant vertalingen geeft van Fransche en Latijnsche werken en in zijn Wapene Martijn den maatschappelijken toestand aan critiek onderwerpt. De binnenlandsche toestand werd echter in de 13de eeuw slechter.

Er vormden zich op maatschappelijk gebied tegenstellingen, die niet nalieten hun terugslag te doen gevoelen in de Vlaamsche steden. Een deel der burgerij zocht steun bij den Franschen koning, die daarvan gebruik maakte om zijn invloed in VI. te versterken. Zoo mengde Philips de Schoone zich van 1287 af in de twisten tusschen Gent en den graaf, waarbij hij de zijde koos van de tegenstanders van den graaf. De Engelsche koning maakte hiervan gebruik om de Dampierre’s tot zijn zijde over te halen, ten einde in VI. een basis te krijgen voor den strijd tegen de Franschen. Ten einde den Engelschen inval te voorkomen, viel Philips de Schoone in 1297 VI. binnen. Zonder strijd ontruimden de Engelschen VI., dat nu grootendeels bezet werd door de Franschen, alleen ’t Oost. deel met Gent bleef in de macht van Guy. In den steek gelaten door de Engelschen, die in 1299 vrede hadden gesloten, was Guy overgeleverd aan de wraak van de Franschen. In 1300 bezette Karel van Valois ook ’t Oostelijk deel van VI.

Verraderlijk werden Guy en zijn oudste zoon gevankelijk naar Frankrijk gebracht. Stadhouder van den Franschen koning werd Jacques de Chatillon, wiens begunstiging van den adel en de aanzienlijken in de steden het volk ontevreden maakte. Een opstand van de Coninck in Brugge had geen succes. De stad werd gestraft met ’t verlies van haar rechten, hetgeen groote ontevredenheid in VI. ten gevolge had. Hiervan maakte een zoon van Guy uit diens tweede huwelijk, Jan van Namen, gebruik om een opstand te verwekken. Brugge en Gent komen onder leiding van de Coninck in verzet. Wederom gelukte het Jacques de Chatillon het verzet meester te worden. Brugge en Gent werden bezet (1302).

Kort daarop werden er te Brugge tal van Franschen vermoord en ternauwernood kon Jacques de Chatillon ontsnappen. Een poging der Franschen onder Robert van Artois, om den opstand te onderdrukken, waarvan de moordpartij te Brugge het sein was geweest, liep uit op de nederlaag te Kortrijk (Gouden Sporenslag 11 Juli 1302), waar bijna het geheele Fraiische leger werd vernietigd. Het gevolg van deze overwinning was, dat de penetratie der Franschen in de Nederlanden eindigde. Door hun overwinning kregen de Vlamingen een dergelijk zelfvertrouwen, dat zij den strijd nu ook begonnen tegen Jean d’Avesnes, graaf van Holland en Henegouwen. In den beginne hadden de Vlamingen, gesteund door de Zeeuwen, succes. Zij veroverden een groot deel van Holland. Wanneer echter hun vloot verslagen wordt bij Zierikzee door de Fransche vloot, moeten zij Holland ontruimen (1304). Een jaar later komt met Frankrijk ’t verdrag van Athis sur Orge tot stand, waarbij VI. een oorlogsschatting moet betalen en de opperheerschappij van den Franschen koning moet erkennen.

Ondanks dit verdrag bleef de toestand tusschen Frankrijk en VI. gespannen. In 1312 moest de Vlaamsche graaf Robert III (1305—20) berusten in een afstand van Rijssel, Douay en Béthune, waardoor Waalsch Vlaanderen voorgoed gescheiden werd van ’t Germaansch Vlaanderen. Eerst in 1319 kwam de definitieve vrede tot stand. Robert’s opvolger, Lodewijk I de Nevers (1322—46), moest vrede sluiten met Willem III van Holland, aan wien hij Zeeland afstond (1323). Hiermede was de strijd tusschen de Dampierre’s en d’Avesnes geëindigd. Een poging van hem om door middel van aankoop van Mecheleu den handelsweg naar ’t Oosten te beheerschen, mislukte door den tegenstand van Jan III van Brabant, aan wien hij in 1334 de stad moest afstaan. In de binn. politiek begunstigde Lodewijk de steden boven ’t platteland. Zoo verbood hij in 1322 ten bate van de steden de uitoefening van de draperie op ’t omliggende platteland.

In strijd met Brugge geT raakte hij echter, toen hij in 1323 aan Jan van Namen Sluis afstond. Brugge komt in verzet en de graaf kan niet verhinderen, dat de Bruggenaren Sluis verbranden. Een gevaarlijk karakter nam de opstand aan, toen Brugge zich verbond met de boeren van West-Vlaanderen, die onder leiding van Zannikin in verzet waren gekomen tegen de heffing der zware lasten. Alleen Gent uit rivaliteit tegenover Brugge hield de zijde van den graaf (1324). Daar de beweging navolging vond in andere landschappen, besloot de Fransche koning Philips VI in te grijpen. Bij Cassel werd ’t leger der opstandelingen vernietigd door de Franschen (1328). Verschrikkelijk werd er daarop huisgehouden onder de boerenbevolking. Voor VI. had deze nederlaag ten gevolge, dat de verhouding tusschen de Franschgez.

Leliaerts of goeden en de anti-Fransche Klauwaerts of kwaden werd verscherpt. Hiervan maakte Eduard III van Engeland gebruik om Lodewijk de Nevers, die de zijde van Philips VI had gekozen, moeilijkheden in den weg te leggen. Hij kon daarbij tevens profiteeren van de economische afhankekelijkheid, waarin VI. verkeerde ten opzichte van Engeland, wegens de behoefte aan Engelsche wol. Steun ondervond hij hierbij van den Gentenaar Jacob van Artevelde, die de Vlaamsche steden wist over te halen de zijde van de Engelschen te kiezen. Lodewijk I daarentegen weigerde standvastig en nam de wijk naar Frankrijk. De leiding der Vlaamsche zaken kwam nu te berusten bij Artevelde, die in 1339 een verbond tot stand bracht met Brabant, Engeland, Holland en Gelderland en daardoor dus VI. in oorlog bracht met Frankrijk. Het volgende jaar werd Eduard III te Gent gehuldigd als koning van Frankrijk. Een bevestiging van dezen toestand leverde de overwinning der Eng. vloot in ’t Zwin (1340).

Toen men er echter niet in slaagde Doornik te vermeesteren, leed daaronder het prestige van Artevelde, die in 1345 vermoord werd. Een jaar daarna sneuvelde Lodewijk I te Corcy, opgevolgd door zijn zoon Lodewijk II van Male (1346—84). In VI. verdroeg men niet ’t overwicht van Gent. In 1348 brak er een burgeroorlog uit, welke Lodewijk II in staat stelde zijn gezag in VI. te herstellen. De wevers werden van allen invloed op de regeering der steden beroofd. Lodewijk II was een geheel ander man dan zijn vader. Hij miste ’t ridderlijke van dezen en was geheel en al een „realpolitiker”. Zoo sloot hij in 1364 een verdrag met Engeland, ten einde diens steun te. erlangen voor de verovering van Brabant en Holland, om echter in 1369 weer over te gaan naar de zijde van Karel V van Frankrijk, die hem Rijssel, Douay en Orchies beloofde te zullen geven.

Zoo richtte Lodewijk beurtelings zijn politiek naar de zijde van Engeland of die van Frankrijk, al naar gelang zijn belang het eischte. Voor ’t overige is de regeering van dezen graaf van VI. een periode van bloei op het gebied van handel en nijverheid. In 1379 werd het graafschap wederom geteisterd door een burgeroorlog, welke aanleiding vond in de concessie verleend aan Brugge tot ’t graven van een kanaal, hetgeen de ontevredenheid van Gent had opgewekt. De opstand, uitgaande van Gent, greep snel om zich heen, zoodat de graaf erin moest berusten, dat er een raad van 25 ingesteld zou worden, die een onderzoek naar misstanden zou instellen. Toen er tweedracht onder de opstandelingen ontstond, koos Brugge weer de zijde van den graaf, die Yperen veroverde en nu ’t beleg sloeg voor Gent. Onder leiding van Philips van Artevelde weten de Gentenaren den graaf te dwingen ’t beleg op te breken en slagen zij er in Brugge te vermeesteren. Een Fransch leger komt den graaf te hulp.

In 1382 vallen zij Vlaanderen binnen en verslaan zij de Gentenaren bij Roosebeke. De stad Gent hield zich nog staande tot ’t eind van ’t jaar 1385, toen de stad zich overgaf aan Philips den Stoute van Bourgondië, die in 1384, na den dood van Lodewijk II, graaf van VI. was geworden. Van dit oogenblik af maakte VI. deel uit van den Bourgondischen Staat. Litt.r L. Vanderkindere, Histoire de la form. terr. des princ. beiges I (1899); Warnkönig, Flandrische Staatsund Rechtsgesch. (Voor bronnen, zie Mon. Germ. S. S.).

< >