Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vicaris

betekenis & definitie

Vicaris - (Latijn : vicarius), plaatsvervanger, hij, die eenig ambt of bediening ter vervanging van den eigenlijken titularis waarneemt. In de Staatskerk in Engeland wordt de titel Vicar gegeven aan hen, die tegen geringe bezoldiging de plichten vervullen van die geestelijke bedieningen, wier inkomsten voor de eigenlijke titularissen zijn ; in kloosters wordt soms V. genoemd de onder-overste. V. Apostolicus is in de R.-K. kerk iemand, die de bisschoppelijke wijding ontvangen heeft, doch een landstreek bestuurt, welke nog niet officieel als bisdom is opgericht. V. generalis, die in een bisdom het bestuur waarneemt bij ontstentenis van den bisschop.

V. capitularis, die het bestuur van een bisdom waarneemt, wanneer de bisschopszetel door den dood van den vorigen bisschop vacant is. Hij ontvangt zijn macht van het kapittel (vandaar V. capitularis), dat bestaat uit de kanunniken. Vicariaat, vicarie, het ambt van een vicaris ; vicariegoederen, de bezittingen van een vicariaat. — In de Middel-eeuwen was de vicaris in Noord-Italië de plaatsvervanger van den Duitschen keizer.

< >