Verliest - (Hugo Nestor), geboren 1840 te Deerlijk, overleden 1922 te Ingoyghem, studeerde aan het Klein Seminarie te Roesselaere, waar Guido Gezelle leeraar was, ging in 1860 naar ’t Groot Seminarie te Brugge en werd in 1864 tot priester gewijd. Van 1864—67 was hij te Brugge, daarna te Roesselaere leeraar aan het Klein Seminarie. Van hier werd hij door anti-Vlaamsch gezinde geestelijken weggewerkt naar Yperen, waar hij tot Overste van ’t College werd benoemd (1877). In 1888 aangesteld als pastoor te Wacken, later te Ingoyghem, bleef hij, hoe ver ook van de „wereld” verwijderd, de stoere strijder voor het Vlaamsch.
In 1872 hield hij zijn eerste rede voor een Vlaamsch studenten-gezelschap en overtuigde daar zijn lateren leerling, Albrecht Rodenbach, van ’t belang der Vlaamsche zaak. Vooral sedert 1880 heeft hij door talrijke lezingen een werkzaam aandeel genomen in den strijd voor het Vlaamsch en wekte waardeering voor dichters als Guido Gezelle en Rodenbach. Van zijn hand verschenen : Liederen (1874); Regenboog (1899); een bundel schetsen : Drie geestelijke voordrachten (1900); Twintig Vlaamsche koppen (1901), biografische schetsen van Vlaamsche kunstenaars ; Op Wandel (1903), een bundel schetsen ; »Voordrachten (1904); Werk van Hugo Verriest (1913). Vele bijdragen, zoowel gedichten als proza, zijn te vinden in de tijdschriften: Van Nu en Straks; Biekorf; Rond den Heerd; Vlaamsche Vlagge. In 1896 stichtte hij De Nieuwe Tijd, waarin heel wat verscheen, later in bundels uitgegeven. André de Ridder schreef de biografische studie : Pastoor Hugo Verriest (1908). Hij was lid der Koninklijke Vlaamsche Academie en doctor honoris causa van de hoogeschool te Leuven.