Tuf - (aardk.), 1) afscheiding van oorspronkelijk in water opgeloste stoffen in den vorm van poreuse en caverneuse broze korsten ; koolzure kalk en kiezelzuur zijn de stoffen, welke het veelvuldigst als t. worden aangetroffen, maar ook andere stoffen kunnen zich in dien vorm afscheiden.
2) vulkanische t., door een vulkaan uitgeblazen producten, nadat deze zijn neergevallen en verkit tot een gesteente; naar den aard van de samenstellende deelen onderscheidt men ascht., kristalt., zandt., agglomeraatt. De meeste dezer namen verklaren zich zelf; de laatste duidt t. aan, grootendeels samengesteld uit los verbonden lapilli. Met de verkitting van t. gaat dikwijls verkiezeling gepaard.