Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Congregatie

betekenis & definitie

Congregatie - (Lat.), vereeniging; in de Kath. Kerk:

1) een Congregatie, eene vereeniging van verscheidene mannen of vrouwen, die dezelfde regels volgen; onderscheidt zich van de eigenlijke kloosterorden daardoor, dat slechts eenvoudige (vota simplicia), wanneer dan ook levenslange geloften worden afgelegd (b.v. de Jezuïeten). Er ontstonden n.l. sinds de 17e eeuw in directe tegenstelling met de constitutie van Pius V Circa pastorales (29 Mei 1566), welke vrouwelijke orden zonder plechtige geloften en pauselijke clausuur verbood, vrouwelijke vereenigingen met slechts eenvoudige geloften, die zich wijdden aan de opvoeding der jeugd en andere werken van Christelijke naastenliefde. Lang slechts getolereerd werden zij, gelijk reeds te voren mannelijke, sinds 1816 ook van Rome uit uitdrukkelijk geapprobeerd en vonden in verloop van de 19e eeuw een buitengewone vermeerdering en verbreiding (van 1816-’66 circa 200). Hun kerkelijk-rechtelijke positie werd door Leo XIII bepaald bij constitutie „Conditae a Christo” (8 Sept. 1900); maatgevend zijn ook de Normae, secundum quas S. C. Ep. et Reg. procedere solet in approbandis novis institutis votorum simplicium (28 Juni 1901) en bepalingen van Pius X en Benedictus XV (2 Jan. 1915); het eigenlijke ordesrecht vindt slechts in zooverre aanwending, als het uitdrukkelijk voor hen is voorgeschreven of in hun statuten is bevat. Volgens de const. Conditae a Christo zijn te onderscheiden:
a) diocesane (Consociationes dioecesanae), die slechts bisschoppelijke approbatie verkregen hebben, en die in hun inwendige en uitwendige, geestelijke en tijdelijke leiding zoowel als hun bestaan van den bisschop afhankelijk zijn, die nieuwe stichtingen eerst na schriftelijk meegedeelde machtiging van de S. Congregatio Episcoporum et Regularium mag toestaan. Nederzettingen in een ander diocees hebben de toestemming noodig van het oorspronkelijke en van het nieuwe diocees, statutenveranderingen of algeheele ontbinding de toestemming van alle bisschoppen, in wier gebied een C. is verspreid, die hiertoe eerst de toestemming van Rome moeten hebben (Motu proprio 16 Juli 1910).
b) Eigenlijke C. (congregationes religiosae), die in een of ander vorm de pauselijke approbatie verkregen hebben. Over hun bestaan, stichting van nieuwe provinciën, noviciaten en moederhuizen, statutenveranderingen, van de hand doen van kloostergoed (in den zin van de constitutie „Ambitiosae” van Paulus V), dispensaties van tijdelijke en eeuwige beloften beslissen de aangewezen autoriteiten te Rome (de S. Congregatio Episcoporum et Regularium en de nieuwe commissie van 1914). Den bisschop komt toe: toestaan van nieuwe nederlatingen in zijn gebied, visitatie der kerken en kapellen, zoowel als van den publieken eeredienst, jurisdictie in het gewetensterrein en in het uitwendig rechtsgebied; voor vrouwelijke C. onderzoek van hen, die nieuw aangenomen worden (volgens Concilie van Trente), het voorzitterschap bij de keuzen van oversten, toezicht op de clausuur en op het financieel beheer, in ’t bijzonder op stichtingen van godsdienstoefeningen en weldadigheid. Hij voert de inspectie gewoonlijk door een commissaris of een over de kloosters van zijn diocees aangestelden geestelijken superior. Mannelijke C. zijn van de bisschoppelijke jurisdictie min of meer exempt (b.v. de Redemptoristen), evenzoo van het parochieverband uitgezonderd. Aan het hoofd van de C. staan Generaal-oversten (superior of superiorissa generalis), die door het generaal-kapittel voor een bepaalden tijd worden gekozen; zij benoemen de Provinciaal-oversten of bevestigen de door het Provinciaal-Kapittel gekozenen.

Aan Generaal- en Provinciaal-oversten staan assistenten raadgevend ter zijde. Gewichtiger beslissingen worden in overleg met den Kardinaalprotector te Rome genomen. Na een noviciaat van minstens één jaar, waar aan een vrouwelijke C. gewoonlijk een candidatuur voorafgaat, volgen de tijdelijke (meest van 1 jaar), na eenigen tijd de eeuwige geloften; mannelijke C. leggen aanstonds de eeuwige geloften af. Het uittreden uit de C. staat vrij bij afloop van den duur der geloften, bij eeuwige geloften is pauselijke dispensatie noodig. Ontslaan van hen, die reeds de eeuwige beloften hebben afgelegd, kan slechts na ordelijk proces bij onverbeterlijkheid plaats vinden. Van de C. zijn onderscheiden de vereenigingen van wereld-geestelijken (Congregationes saeculares), die zonder eigenlijke kloostergeloften zich aan een gemeenschappelijk leven onderwerpen, zooals de Lazaristen, Oratorianen, Sulpicianen. — Ook verschillende op territorialen grondslag aaneengesloten kloosters van dezelfde orde (b.v. van de Benedictijnen) noemt men C.

2) Congregatie van Kardinalen zijn blijvende commissies met bepaald arbeidsterrein, gevormd uit de aan de Pauselijke Curie resideerende kardinalen; andere kardinalen zijn slechts eereleden. Den Kardinalen als eigenlijke leden staan niet-Kardinalen als consultoren en qualificatoren raadgevend ter zijde. De behandeling van de zaken geschiedt òf in de wekelijksche Congresso door den Prefect en den Secretaris òf in de maandelijksche volle vergadering (plena Congregatio). Inwendige organisatie en werkwijze zijn bij de afzonderlijke C. gedeeltelijk verschillend. Opgericht of minstens opnieuw georganiseerd werden de meeste C. door Sixtus V met de Bul „Immensa” (22 Jan. 1588). De arbeidskring der C. strekt zich uit òf op de geheele Kerk òf slechts op afzonderlijke landen. Menige C. is aan een ander ondergeschikt, eenige zijn in loop der tijden met andere vereenigd. Van de Kardinaals-C. zijn vooral te noemen: C. supremae et universalis Inquisitionis, ook genoemd „Sancti Officii” (ingesteld 1542, opnieuw georganiseerd 1588), C. Sacrorum Rituum (ingesteld 1588; met deze is de C. Indulgentiarum et SS Reliquiarum, ingesteld 1669, in 1904 vereenigd), C. concilii Tridentini interpretum (ingesteld 1564, opnieuw georganiseerd 1588), C. super negotiis Episcoporum et Regularium (oorspronkelijk 2, 1588 verder georganiseerd, omstreeks 1600 tot één C. vereenigd), C. de Propaganda Fide (ingesteld 1622), C. consistorialis (ingesteld 1588), C. de negotiis Ecclesiae extra-ordinariis (1793).

— 3) C. van Maria, zie MARIACONGREGATIE.