Timoerleng (de lamme Timoer) of Tamerlan, Aziatisch wereldveroveraar, geb. te Ketsj (Shahrisebz) in Transoxanië 1336. Zijn vader behoorde tot den Mongoolschen stam Berlas en door zijn moeder zal hij aan het geslacht van den vroegeren wereldveroveraar Djingiz khan verwant geweest zijn, maar een echte Mongool was hij niet, veeleer was hij van Turksch-Tataarschen oorsprong. Hij trad, volwassen geworden, in dienst bij Toegloek khan, een vorst uit het huis van Tchagatai, geraakte echter met hem in onmin en verbond zich met den Emir Hoesein tegen zijn heer. Na verschillende gevechten, die niet altijd tot zijn voordeel uitvielen, gelukte het hem ten slotte geheel Transoxanië in zijn macht te brengen (1369), nadat ook Hoesein zich aan hem onderworpen en den dood gevonden had.
Hij maakte nu Samarkand tot hoofdstad des rijks en breidde zijn heerschappij door voortdurende oorlogen over de omliggende landen uit. Allereerst veroverde hij Khwarizm (Chiwa), dan O.-Perzië, Afghanistan, Kasjghar, vervolgens het overige Perzië en Armenië. Daarop had hij een moeilijker strijd met Toktamisj, den khan der witte horde, die aanvankelijk met T.’s steun in Z.O. Rusland heerschappij voerde en in 1382 ook Moskau veroverd had. Tusschen 1391 en 1395 vonden tusschen beide heerschers verschillende gevechten plaats, totdat Toktamisj in het laatste jaar geheel ten onder gebracht werd. In 1398 ondernam T. een strooptocht naar Indië en veroverde Delhi; in 1400 wendde hij zich tegen de Mamloeken van Egypte en veroverde Damaskus; in 1402 versloeg hij den Osmanen-sultan Bajazid I bij Angora en veroverde geheel Klein-Azië tot aan Smyrna toe. Terwijl hij een nieuwe expeditie tegen China voorbereidde, verraste hem de dood bij Otrâr in 1405. Zijn heerschappij erfden daarop zijn nakomelingen, de Timoerieden, maar geen van hen was machtig genoeg om de eenheid des rijks te handhaven.
De machtigste onder hen was Sjahrokh, die tot 1447 in Herat regeerde en een groot deel van het onmetelijke rijk beheerschte, maar na diens dood ging het met de Timoerieden snel ten einde, totdat eindelijk een hunner, Baboer, in 1525 naar Indië trok en daar het rijk van den Grootmogol stichtte. Wat T. zelf aangaat, zoo was hij ongetwijfeld een man van groote beteekenis, die al zijn oorlogen in persoon leidde en bijna altijd als overwinnaar uit den strijd terugkeerde. Wel is waar begingen zijn troepen onmenschelijke wreedheden tegen de overwonnenen, maar T. was zelf een beschaafd en ontwikkeld man, een vriend ook van kunst en wetenschap, en bovenal een ijverig Moslim. Zijn hoofdstad Samarkand, waar zijn praalgraf nog heden ten dage staat, liet hij door verschillende bouwwerken versieren. Ook worden hem Gedenkschriften toegeschreven, die wij echter slechts in Perzische bewerking kennen. (Fransche vertaling van Langlès 1787 en van een ander gedeelte Engelsche vertaling van Stewart 1830). Zijn leven werd uitvoerig beschreven in het Arabisch en in het Perzisch door ibn Arabsjah en Ali Jezdi.