Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tijd (wetteiijke)

betekenis & definitie

Tijd (wetteiijke) - krachtens de wet van 23 Juli 1908, Stb. 236 geldt de middelbare zonnetijd van Amsterdam voor ons geheele land als wettelijke tijd. Ter besparing van kunstlicht werd hiervan voor het eerst bij de wet van 27 April Stb. 172, in zoo verre afgeweken, dat de wettelijke tijd gedurende de zomermaanden met een uur werd vervroegd. De wet van 13 April Stb. 286, deed hetzelfde voor den zomer van 1917. Bij de wet van 23 Maart 1918, Stb. 165, werd dit ook voor volgende jaren bepaald.

Volgens deze wet zal de zomertijd gelden voor een tijdperk tusschen 31 Maart en 1 Oct. (sinds de wet van 22 Maart 1922, Stb. 130, tusschen 18 Maart en 9 Oct.), waarvan begin en einde jaarl. bij K.B. zal worden vastgesteld. Die laatste geschiedde voor 1918 bij K. B. van 26 Maart Stb. 221, voor 1919 bij K. B. van 8 Maart Stb. 66, voor 1920 bij K. B. van 9 Maart Stb. 111, voor 1921 bij K. B. van 17 Maart Stb. 537, voor 1922 bij K. B. van 23 Maart Stb. 131. Door de aanneming van een wetsontwerp-Braat schafte de Tweede Kamer in 1923 den zomertijd af; de Eerste Kamer verwierp echter in April 1923 dit wetsvoorstel, zoodat thans de wet van 23 Maart 1918 nog van kracht is.

< >