Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Theater

betekenis & definitie

Theater - (Gr.-Romeinsch). Sedert de openluchtspelen weer in zwang gekomen zijn, kunnen wij ons gemakkelijk een voorstelling maken van het Grieksche t. Het was niet overdekt, de zitplaatsen liepen rondom op en vormden meer dan een halven cirkel. Dit was mogelijk, omdat gespeeld werd in het halfrond tusschen de zitrijen (orchestra), niet op een tooneel daarachter. Dit kwam pas later, uit Klein-Azië, naar Griekenland, en was toen zoo ver naar achteren, dat de aanvulling van de orchestra tot een cirkel den tooneelwand nog niet raakte. — Het Rom. t. had de halfcirkelvormige orchestra gereserveerd voor de aanzienlijkste bezoekers en het verhoogde tooneel sloot dadelijk daarbij aan.

Dit was dus al gelijk aan onze schouwburgzalen. Eerst werden deze t. telkens opnieuw gebouwd. Pompeius bouwde er (in 55 v. C.) een van steen te Rome. — Kleine zaaltjes voor muziekuitvoeringen en declamatie, op gelijke wijze ingericht, maar overdekt, heetten odeion. — Het amphitheater werd in Z.-Italië uitgevonden. Het oudste, dat wij kennen, staat in Pompeï. Hier gaan de zitplaatsen rondom, de „arena” heeft den vorm van een ellips. In de arena werden alleen gevechten tusschen gladiatoren onderling en van dezen met dieren vertoond. De grootste en bekendste arena is het Colosseum, maar ook in Capua, Verona, Nimes, Arles, Pola, enz. zijn er nog bewaard.

< >