Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Stefan george

betekenis & definitie

Stefan george - Duitsch dichter, geb. in 1868, heeft veel gereisd en studeerde eenigen tijd te Parijs, waar de omgang met Verlaine en Mallarmé grooten invloed op zijn kunstrichting had. Van 1892 —1904 gaf hij te Berlijn het niet in den handel verschijnende tijdschrift „Blätter für die Kunst” uit, waarin hij zijn kunstprincipes ontwikkelde en gedichten van zichzelf en zijn geestverwanten: Hofmannsthal, Gerardy, Dauthendey, e. a. opnam. G. is voor alles een lyr. talent, maar zijn lyriek heeft zich losgemaakt van al het stoffelijke, van tijd en werkelijkheid, geeft zelfs het gevoel des dichters slechts uiterst terughoudend weer en belicht alleen de gewichtigste momenten van het doorleefde. Dit alles maakt G.’s gedichten eerst moeilijk te begrijpen, temeer daar hij edele en zeldzame, vaak zelfgevormde woorden bezigt om de beelden te beschrijven uit de sprookjeswereld, die zijn hoogontwikkeld schoonheidsgevoel uit het schitterendste en uitgelezenste van alle tijden voor zijn poëzie opbouwde.

Woordkunst, rhythme en rijm zijn bij hem tot het uiterste verfijnd; vele woorden hebben ook nog een symbolische beteekenis. Zulk een subtiele en aristocratische kunst kan nooit werkelijk populair worden; toch is na eenige jaren van miskenning en spot de waarde van G.’s lyriek reeds aan zeer velen duidelijk geworden. De eerste gedichten in Hymnen (1890), Pilgerfahrten (1891) en Algabal (1892), toonen den dichter nog in zijn ontwikkeling, Die Bücher der Hirten, u. s. w. (1895), staan reeds hooger, Das Jahr der Seele (1898), Der Teppich des Lebens (1899), Der siebente Ring (1907) en Der Stern des Bundes (1914) zijn de werken van zijn rijpste kunst; zijn laatste gedicht heet Der Krieg (1917).

< >