Soefi - (Arab.), askeet of mysticus in den Islam. Evenals in andere godsdiensten ontwikkelde zich ook in den Islam vrij spoedig een asketisch-mystieke richting. Naar het schijnt, kwam onder deze asketen het gebruik in zwang een ruw wollen kleed te dragen. Vandaar de naam S. van soef (wol).
Onder den invloed van Neo-platonische, misschien ook Boeddhistische denkbeelden ontwikkelde zich onder hen een mystiek pantheïstische richting, die ten slotte alle verschil van godsdienstvormen ophief en de verplichting tot nakoming van de goddelijke wet voor den waren vrome loochende. Vooral onder Perzische bekeerlingen vond men dergelijke geëxalteerde personen, die als heiligen golden en als wier vertegenwoordiger men Hallkdj kan noemen, die in 922 den marteldood stierf. Evenwel niet allen gingen dien weg op; er waren ook S., die zich streng hielden aan de dogmata en de godsdienstplichten der Mohammedanen en er slechts op uit waren de eersten te verdiepen en de laatsten door vrijwillige kastijdingen en oefeningen te verzwaren. Als vertegenwoordiger dezer richting kan de theoloog-wijsgeer Ghazzali, overl. 1111, gelden. Tot de verbreiding der soefische denkbeelden droegen later de Perzische dichters, die op enkele uitzonderingen na allen S. waren, veel bij.
Ten slotte ontwikkelde zich uit het soefisme het derwisjwezen, waaromtrent men het art. DERWISJ vergelijke. Nieuwste litteratuur: R. A. Nichokon, Studies in Islamic Mysticism. Cambridge 1921.