Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Siciliën (koninkrijk der beide —)

betekenis & definitie

Siciliën (koninkrijk der beide —) - noemt men den staat, die Zuid-Italië met Sicilië omvatte en in 1860 ophield te bestaan. — Geschiedenis. Reeds bewoond tijdens de Chelléen-periode, had ’t gebied van het koninkrijk der beide S. in den vóórhistorischen tijd een cultuur, welke in verband stond met die van ’t Oosten.

In den beginne bestond er samenhang met de Egyptische, later met de Aegeïsche en Myceensche, terwijl er ook sporen zijn van aanraking met de Phoenicische cultuur. Wat de bevolking betreft, vond men niet-Indogermaansche stammen op Sicilië (zie aldaar) en de Indogermaansche Illyriërs, en Umbrisch-Oskische stammen in Zuid-Italië, naast de niet-Indogermaansche Sikelers. In ’t midden der 8ste eeuw v. C. stichtten de Grieken aan de kusten volksplantingen (Cymae, Neapolis, Tarentum, enz.), van waaruit het binnenland gehelleniseerd werd. Bloeiend door handel en industrie, ontwikkelden deze Grieksche volksplantingen, waarvan Syracuse en Tarente de voornaamste waren, in de 6de tot de 4de eeuw v. C. een groote macht. In strijd geraakt met de Romeinen, waren zij echter niet in staat zich te handhaven. Successievelijk werden Zuid-Italië en Sicilië aan ’t Romeinsche gezag ondergeschikt gemaakt (277 en 241 v. C.). Pogingen, tijdens den 2den Punischen oorlog (218-202) gedaan om ’t Romeinsche juk af te schudden, mislukten, ’t Land deelde nu verder de lotgevallen van ’t Romeinsche rijk en meer in het bijzonder die van geheel Italië. Achtereenvolgens behoorde het tot het WestRomeinsche rijk (na 395), tot ’t rijk van Odoacer (na 476) en dat van de Oost-Goten (na 492). In de jaren 535 en 536 werden Zuid-Italië en Sicilië op de Oost-Goten veroverd door de Byzantijnen, die zich hier in de volgende eeuwen wisten te handhaven.

Het land werd verdeeld in den ducatus Neapolis, die’t kustgebied van Cumae tot Amalfi omvatte, en den ducatus Calabriae, die, behalve ’t eiland Sicilië, Lucanië en Biuttium, ook nog deelen van Calabrië en Apulië omsloot. In ’t midden der 8ste eeuw werden deze beide ducatus met elkaar vereenigd tot één ducatus, bestuurd door den patricius van Sicilië. Gaandeweg maakte zich in het begin der 9de eeuw de dux van Napels los van het gezag van den patricius van Sicilië. Toen nu in verschillende steden, zooals Amalfi en Gaeta, de hypatoi of praeficti zich onttrokken aan het gezag van den dux van Napels en dynastieën vormden, was Zuid-Italië opgelost in verschillende staatjes, die slechts in naam stonden onder de heerschappij van den Oost-Romeinschen keizer. Het meest beteekenende van al deze staatjes was Napels, dat, bedreigd door de hertogen van Beneventum, de hulp inriep van de Mohammedanen op Sicilië (835). Toen evenwel de Mohammedanen het voortbestaan van de Christenstaatjes in Zuid-Italië bedreigden, sloten Napels, Gaëta, Amalfi en Salerno een verbond (845). Zwaar had Zuid-Italië in de volgende jaren te lijden van de strooptochten der Arabieren, die in Bari hun operatiebasis hadden. Eerst aan keizer Lodewijk gelukte het in 866 hen terug te drijven naar Bari en Tarente.

Bezig met plannen om in gemeenschap met den OostRomeinschen keizer Basilius I de Mohammedanen geheel en al uit Zuid-Italië te verjagen, moest hij deze laten varen wegens opstanden in Noord-Italië. Na zijn dood (876) zette Basilius I den strijd tegen de Mohammedanen voort. Hij veroverde in 880 Tarente en bevrijdde daarop binnen korten tijd geheel Zuid-Italië van de Mohammedanen. Hiermede was de strijd echter niet geëindigd. Herhaaldelijk deden de Mohammedanen van Sicilië uit invallen. Ten einde zich hiertegen te kunnen weren, namen de Oost-Romeinen Noormannen in dienst. Als belooning kreeg een Noorman, Rainulf, van Sergius van Napels ’t landschap Aversa (1030), waarmede de vestiging van de heerschappij der Noormannen in Zuid-Italië begint. Een ander, Willem de Hauteville, ontevreden over de houding der Byzantijnen, vermeesterde in 1042 Melfi en noemde zich voortaan graaf van Apulië.

Zijn broer, Robert Guiscard, veroverde gaandeweg Calabrië en noemde zich hertog van Apulië en Calabrië. In 1128 werd dit rijk vereenigd met Sicilië onder de heerschappij van Roger II, die in 1130 gekroond werd tot koning van Sicilië. Tot 1282 was Zuid-Italië met Sicilië onder één bestuur, eerst onder dat van de Normandische vorsten (1030—1189), dan onder dat der Staufen (1189—1266) en ten slotte onder dat van Karel van Anjou, die in 1266 het koninkrijk veroverd had op den Staufer Manfred (zie SICILIË, MANFRED, KAREL VAN ANJOU). In 1282 kwam Sicilië in opstand en stelde zich onder ’t gezag van Pedro van Aragon. Voortaan vormde Zuid-Italië het kon. Napels of Sicilië aan deze zijde van de Straat van Messina. Pogingen van Karel I en zijn opvolgers Karel II (1285—1308) en Robert (1309—1343) om Sicilië weer te veroveren, leidden tot herhaalde oorlogen, welke evenwel aan het geslacht Anjou geen voordeel opleverden. Na Roberts dood (1343) ontstond er verwarring door het slechte bestuur van Johanna I (1343—1346), die in strijd geraakte met haar bloedverwant Lodewijk van Hongarije.

Deze veroverde in 1346 Napels, dat hij in 1350 na bemiddeling van den paus weer aan Johanna I afstond. In 1381 werd zij onttroond door Karel van Durazzo, die in 1385 ook koning van Hongarije werd en daardoor beide rijken onder zijn bestuur had. Na zijn dood viel Zuid-Italië ten deel aan zijn zoon Ladislaus (1386—1414), die een belangrijke rol speelde in Italië tijdens het Schisma en een belangrijken invloed wist uit te oefenen. Onder zijn opvolgster Johanna II (1414—1435) geraakte het rijk in verval. Geheel en al onder invloed van gunstelingen, bemoeide zij zich weinig met het bestuur van ’t land, dat te lijden had van het antagonisme tusschen een Franschgezinde en een Aragoneeschgezinde partij. Na den dood van Johanna II werd er strijd gevoerd om het bezit van de kroon tusschen Alfonso V van Aragon en René van Lotharingen, die in 1442 Napels aan Aragon moest laten. Van 1442—1458 was Napels nu met Sicilië en Aragon vereenigd. Bij den dood van Alfonso V (1458) viel Napels ten deel aan zijn zoon Ferdinand I (1458—1494), die kunsten en wetenschappen bevorderde, ’t Rijk geraakte tot bloei.

Handel en industrie ontwikkelden zich. Na Ferdinands dood (1494) maakte Karel VIII van Frankrijk aanspraak op ’t land als erfgenaam van ’t geslacht Anjou. Zonder veel moeite wist hij zich meester te maken van Napels (1495). Slechts korten tijd konden de Franschen zich hier handhaven. Reeds in ’t zelfde jaar veroverde de Aragoneesche veldheer Gonsalvo de Cordova Napels en werd Ferdinand II tot koning gekroond, die in 1496 stierf en ’t rijk naliet aan zijn oom Frederik. Er kwam nu een verdrag tot stand tusschen Lodewijk XII van Frankrijk en Ferdinand van Aragon om Napels te verdeelen. Zonder veel moeite bezetten de Franschen daarop Napels (1501) ; koning Frederik werd afgezet en kreeg als schadeloosstelling Maine. Over de verdeeling ontstond hierop twist.

De Franschen werden verslagen bij Cerignola en moesten capituleeren bij Gaeta, waarop Napels in het bezit kwam van Aragon (1504). Tot 1713 was Napels nu vereenigd met Spanje, ’t Werd bestuurd door vicekoningen, die hun zetel hadden te Napels. Van hen moet genoemd worden Pedro de Toledo (1532—1554), die veel deed voor den bloei van ’t land. ’t Slechte financ. bewind der Spaansche regeering in de 17de eeuw had opstanden ten gevolge in Palermo (1647) en Napels (1647—1648 onder Thomas Aniello), die echter spoedig gedempt werden. Onder Spaansch gezag bleven Sicilië en Zuid-Italië tot 1713, toen bij den vrede van Utrecht Zuid-Italië aan Oostenrijk kwam en Savoye Sicilië kreeg, dat het echter in 1720 met Oostenrijk ruilde tegen Sardinië. Hiermede waren de beide S. onder het gezag der Habsburgers. Voordeel heeft het land bij deze bestuurswisseling niet gehad. Iets beter werd de toestand, toen in 1735 bij den vrede van Weenen de beide S. als koninkrijk kwamen aan Karel, den zoon van Philips V van Spanje. Deze heeft tijdens zijn regeering (1735—1759), bijgestaan door zijn minister Tanucci, veel voor het land gedaan.

De macht van adel en geestelijkheid werd verminderd. De financieele toestand verbeterde; kunsten en wetenschappen werden bevorderd (theater van S. Carlo, opgravingen van Pompei). Onder Ferdinand I, den opvolger van Karel, behield Tanucci de leiding tot 1777. Verschillende kloosters hief hij op, terwijl hij uit de opbrengst der goederen scholen bouwde. Met zijn val begint onder koningin Maria Carolina een reactie. In 1793 in oorlog geraakt met Frankrijk, volstond Ferdinand met ’t zenden van kleine afd. naar het Oostenrijksche leger. Ondertusschen begon de revolutionnaire propaganda in het koninkrijk haar uitwerking te doen gevoelen. In 1795 had er een beweging plaats te Palermo, die zonder veel moeite door de regeering onderdrukt werd.

Toen Napoleon Lombardije binnenrukte en de Oostenrijkers voor zich uitdreef, sloot het koninkrijk vrede (van Brescia 1796). Maria Carolina, die de leiding van het bewind in handen had, dreef bij het hooren van de nederlaag der Fransche vloot bij Abukir (1798) aan tot een nieuwen oorlog tegen Frankrijk. Voordat men ’t leger goed uitgerust had, moest dit den Kerkelijken Staat binnenvallen, waarbij men in den beginne er wel in slaagde om Rome te bezetten, maar deze stad moest ontruimen, toen er een Fransch leger onder Championnet oprukte, ’t Leger kon zich niet staande houden en in December 1798 rukten de Franschen de hoofdstad Napels binnen, nadat ’t hof de wijk genomen had naar Sicilië, ’t Land moest een zware oorlogsschatting opbrengen. Opgehitst door de geestelijken, kwam nu het volk in verzet, waarop de Franschen ingrepen, de stad Napels voor de tweede maal bezetten en een republik. bewind instelden (Parthenopaeïsche republiek) (Jan. 1799). Slechts korten tijd heeft deze republiek bestaan. Toen in ’t voorjaar van 1799 de Franschen genoodzaakt waren ZuidItalië te ontruimen, bezetten de royalisten, geleid door kardinaal Ruffo, de stad en werd de regeering van Ferdinand hersteld (Juni 1799). ’t Lot van ’t koninkrijk der beide S. werd echter ’t volgende jaar beslist in Noord-Italië, waar Napoleon met den slag bij Marengo zijn reeks overwinningen begon, die Oostenrijk en de Italiaansche staten tot den vrede van Luneville dwong (1802), waarbij Ferdinand weer in ’t bezit van zijn rijk werd gesteld, maar moest toelaten, dat er een Fransche bezetting in ’t land kwam; voorts werden de havens voor Engelsche schepen gesloten. Hiermede was het koninkrijk der beide S. een Fransche vazalstaat geworden. Toen evenwel de regeering bij ’t uitbreken van den z.g. derden Coalitie-oorlog (1805) Engelsche en Russische oorlogsschepen in de havens van haar rijk toeliet, verklaarde Napoleon bij den vrede van Schönbrünn (1806), dat de Bourbons opgehouden hadden te regeeren in ’t koninkrijk der beide S. en gaf hij dit rijk aan zijn broer Jozef, die in 1808 vervangen werd door Murat.

Het hof nam de vlucht naar Sicilië, ’t Verzet van de plattelands-bevolking tegen het nieuwe bewind werd onderdrukt. In 1814 had Murat de zijde gekozen van de geallieerden en daardoor den steun verworven van Oostenrijk, dat vooreen herstel der Bourbons in Zuid-Italië weinig voelde. Toen hij echter na de landing van Napoleon in Frankrijk (1815) opnieuw diens zijde koos, keerden de Oostenrijkers zich tegen hem. Een oproep van Murat aan de Italianen om te strijden voor de nationale eenheid had geen succes. Verslagen bij Tolentino vluchtte hij naar Zuid-Frankrijk, waarop Ferdinand I in het bezit van zijn rijk werd hersteld (1815). Een poging van Murat om den troon te herwinnen, mislukte. Hij werd gevangen genomen en gefusilleerd (Oct. 1815). Het reactionair bewind van den koning had een samenzwering ten gevolge, welke steun vond bij ’t leger.

Een militaire beweging in Nola onder Pepe en Carascosa had succes. De koning was genoodzaakt, de Spaansche constitutie van 1812 af te kondigen (1820). De Oostenrijksche regeering wist door te zetten, dat Ferdinand op ’t Congres van de groote alliantie te Laibach uitgenoodigd werd te verschijnen. Hoewel Frankrijk en Engeland een optreden van de Oostenrijkers niet goedkeurden, greep von Metternich, de leider der Oostenrijksche regeering, in. Een Oostenrijksch leger rukte het koninkrijk der beide S. binnen en herstelde het absolute bewind van Ferdinand (1821). Een Oostenrijksch leger bleef tot 1827 het koninkrijk bezetten, terwijl de regeering alle vrijzinnige maatregelen herriep. Onder Frans I (1825—1830) en Ferdinand II (1830—1859) ging de financieele toestand door het wanbestuur der regeering sterk achteruit. De ontevredenheid, die dit onder het volk verwekte, uitte zich in 1827 door een beweging van de vrijzinnige elementen, welke echter gemakkelijk onderdrukt werd, en in Juni 1848 door een opstand in Palermo.

Een voorloopig bewind werd ingesteld, dat de constitutie van 1821 invoerde. Ook in Napels brak een beweging uit, die den koning noodzaakte een constitutie te geven naar het model van de Fransche Charte van 1814. Spoedig ontstond er een conflict tusschen Sicilië en Napels, daar ’t eiland administratieve scheiding wenschte, waarin de regeering niet bewilligde (April 1848). Hierop verklaarden de Sicilianen Ferdinand voor vervallen van de kroon. Een Napolitaansch leger landde bij Messina, bombardeerde en vermeesterde deze stad (Sept. 1848). Een interventie der Engelsche en Fransche regeering bewerkte een wapenstilstand, die duurde tot Maart 1849, toen de koning, die in Napels het absolute gezag weer in handen had gekregen, besloot Sicilië te onderwerpen, hetgeen hem zonder veel moeite gelukte (Juni 1849). Hevig woedde nu de regeering tegen de vrijzinnigen. De verhouding met Engeland en Frankrijk werd verscherpt door de Russischgezinde politiek der regeering.

In ’t binnenlandsch bestuur bleef de toestand slecht, zoodat de ontevredenheid van de bevolking niet werd weggenomen. Gesterkt door de successen der Sardiniërs in den oorlog van 1859 tegen de Oostenrijkers, kwamen dezen onder Frans II (1859— 1861) tot uiting. Garibaldi landde met een aantal vrijwilligers (de zgn. duizend van Marsala) op Sicilië, versloeg de regeeringstroepen bij Caaltafimi (Mei 1860) en was binnen enkele weken meester van het eiland. Tevergeefs trachtte de koning zijn kroon te redden door een constitutie af te kondigen, ’t Leger verzette zich niet tegen Garibaldi, toen deze ook in Zuid-Italië verscheen. In Sept. werd Napels bezet, nadat de koning gevlucht was naar Gaëta, waar hij zich staande wist te houden.

Een Sardinisch leger rukte nu ook Zuid-Italië binnen (Oct. 1860). Een volksstemming sprak zich met groote meerderheid uit voor aanhechting bij Sardinië, waarmede het koninkrijk der beide S. ophield te bestaan (21 Oct. 1860). In ’t voorjaar van 1861 moest Frans de laatste vesting, die hem gebleven was, overgeven, waarmede de aanhechting van ’t land een feit was. — Litt. : (Bronnen voor de gesch., zie ITALIË, FREDERIK II, SICILIË, NAPELS). Schrijvers: La Lumia, Storia Siciliana (1883); Pozzo, Cronica civile e militare dell Duc Sicilia sotto la dinastia Borbonica dall’ anno 1734 (1857); Colletta, Storia del vlame di Napoli (1734—1825); Schipa, II regno di Napoli al tempo di Carlo di Borbone (1904); Nisco, Ferdinando II (1884); Pepe, Memoires (1847).

< >