Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Servië

betekenis & definitie

Servië - zie BALKAN-SCHIEREILAND en JOEGO-SLAVIË.

Geschiedenis. Van de oudste geschiedenis van dit land, dat tijdens het Praemyceensche tijdvak bewoond was door een volk met een vrij hooge beschaving, is weinig bekend. In de laatste eeuwen vóór den aanvang onzer jaartelling woonden in ’t W. de Illyriërs, in ’t midden de Keltische Skordisken en in ’t O. de Thraciërs. Pogingen der Rom. in de 2de en 1ste eeuw v. C. gedaan om de Skordisken te onderwerpen, die door hun invallen veel schade toebrachten aan de Romeinsche prov. Macedonië, liepen op niets uit. C. Porcius Cato werd in 114 v. C. door hen verslagen, terwijl ook zelfs Sulia (85 v. C.) niet tegen hen opgewassen was. In ’t midden der 1ste eeuw v. C. werden de Skordisken onderworpen aan de Geten, die onder Bumistu benoorden den Donau een groot rijk hadden gesticht (± 50 v. C.), dat een bedreiging vormde voor de Romeinsche heerschappij in den Balkan. Na het beëindigen van de burgeroorlogen begonnen de Romeinen hun aandacht te wijden aan deze landschappen, ’t Gelukte Octavianus in een paar veldtochten ’t land bezuiden den Donau, dus ook ’t tegenwoordige S., te onderwerpen. Pogingen om zich van ’t Rom. juk te bevrijden, mislukten, ’t Gevolg van deze Rom. heerschappij was, dat de bevolking geromaniseerd werd (zie WALACHEN).

Tijdens de volksverhuizing had ’t land te lijden van de strooptochten der Germaansche stammen en van de Hunnen. In de 6de eeuw vestigden zich in dit land de Slavische Serben, die, verdeeld in verschillende families, staande onder Zupans, geen eenheid vormden en onophoudelijk strijd voerden met de O.-Romeinen en in de 9de eeuw door de gebroeders Methodeos en Kyrillos tot het Christendom werden bekeerd. Na in ’t eind der 9de eeuw afhankelijk te zijn geweest van de Bulgaren, die onder czaar Simeon een groot rijk hadden gesticht, dat zich tot de Adriatische zee uitstrekte, kwamen zij, toen het Bulgaarsche rijk in de 11de eeuw te niet ging, onder ’t oppergezag der O.-Rom. keizers (± 1025), van wie zij zich onder hun vorst Stephan losmaakten (1040). Stephan’s opvolger, Michaël (1050—1084), verwierf van paus Gregorius VII den titel van koning, zoodat men rekenen kan, dat met hem de gesch. van het koninkrijk S. begint. Het rijk, dat in de 12de en 13de eeuw nog weinig te beteekenen had en zelfs een tijdlang onderhoorig was aan het O.-Rom. rijk, kwam tot bloei onder de regeering van Stephan V Urosch, die aan de Bulgaren een zware nederlaag toebracht, terwijl ’t rijk op ’t toppunt van macht kwam onder Stephan VI Duschan (1331—1355), die Bosnië, Epirus en Albanië onder zijn gezag had. Hij bevorderde den handel en begunstigde ’t verkeer op Ragusa. Op kerkelijk gebied maakte hij door de stichting van ’t Serv. patriarchaat S. los van de O.Rom. kerk. Onder Stephan VII (1355—1365) begint ’t verval.

Bosnië wordt onafhankelijk onder Stephan Kotrowanovitch, terwijl Albanië en Epirus zich losmaken van de Serv. heerschappij. Wanneer ’t regeerend geslacht met Stephan VII uitsterft, spat ’t Serv. rijk uiteen in verschillende kleinere staatjes, die niet opgewassen waren tegen de zich ontwikkelende macht der Turken. De Serv. vorst Wukaschin wordt in 1371 verslagen bij Adrianopel, waarop de Serv. staatjes in Macedonië onder ’t gezag der Turken komen. Gebruik willende maken van de moeilijkheden, waarin de Turken verkeerden door een oorlog in KI. Azië tegen den Emir van Karama, begon Lazar van S. don strijd tegen de Turken, waarin hij een overwinning behaalde bij Plotschnik (1387), maar dan een verpletterende nederlaag lijdt op het Kossovo Polje (1389), waarbij Lazar en sultan Murad sneuvelden. Lazar’szoon, Stephan, moest zich onderwerpen aan de Turken (1390). Na de nederlaag der Turken in den strijd tegen de Mongolen bij Angora (1402) werd S. weer onafhankelijk. Toen echter de Turken zich hersteld hadden en zij opnieuw hun opmarsch namen, werd S. weer onder hun gezag gebracht (1419). ’t Rijk behield zijn vorsten, totdat een kroonstrijd na den dood van vorst Lazar (1458) den sultan Mohammed gelegenheid gaf om S. in te lijven.

Groote stukken land gaf de sultan hier aan Turksche aanzienlijken. Van nu af volgde S. de lotgevallen van het Turksche rijk. (Zie TURKIJE). In ’t eind der 18de eeuw begon een herleving van ’t nationaal bewustzijn. Tijdens den Russ.-Turkschen oorlog (1806—12) begon in S. onder leiding van George Petrovitch (bijg. Kara George) en Milan Obrenovitch een opstand. Bij den vrede in Bukarest (1812) kreeg S. autonomie, maar bleef het een vazalstaat van Turkije. De leiding van het bestuur bleef berusten bij Kara George Petrovitch, die de vlucht moet nemen, wanneer zijn poging om zich geheel los te maken van het Turksche rijk mislukt. Met het bestuur wordt dan belast Milosch Obrenovitch (1813), die in 1817 door de Serven gekozen wordt tot vorst en in die waardigheid door den sultan bevestigd werd.

Een man zonder karakter, van zijn waardigheid misbruik makend om zich te verrijken, wist Milosch door zijn neutrale houding in den Griekschen vrijheidsoorlog gedaan te krijgen, dat de sultan zijn waardigheid erfelijk maakte. Door deze politiek in conflict geraakt met Rusland, dwingt dit land hem te regeeren met een senaat van 17 voor ’t leven benoemde leden, die hem noodzaken, rekenschap te geven van zijn handelingen. Milosch treedt dan af (1839), waarop zijn bloedverwant Michaël aan ’t bewind komt, die in 1842 ten gevolge van een opstand moet aftreden. Vorst wordt dan Alexander Karageorgevitch. Door zijn vriendschap voor de Oostenr. en Turken geraakt deze vorst spoedig in conflict met zijn onderdanen, die hem in 1857 noodzaakten af te treden, waarop Milosch weer de regeering aanvaardde (1858), die na zijn dood opgevolgd wordt door Michaël. Onder dezen vorst ontwikkelt zich de partij, die nastreeft de vereeniging van Bosnië, Herzogewina, Montenegro en S. tot één groot rijk. Deze richting krijgt de overhand in de reg. en weet te bewerken de vorming van een sterk leger en voert een nationalistische propaganda buiten S. In Belgrado kwam het herhaaldelijk tot conflicten tusschen de Serviërs en ’t Turksche garnizoen (1862), totdat het Turksche legercorps op verzoek van de groote mogendh. door den sultan wordt teruggeroepen. Ook de Turksche bezettingen in andere steden worden in 1867 door den sultan teruggetrokken, waardoor de band tusschen S. en ’t Turksche rijk zeer los was geworden.

Nadat Michaël gevallen was als offer van een samenzwering, op touw gezet met Oost. steun, door de partij der Karageorgevitch (1868), wordt Milan, bloedverwant van Michaël, vorst onder regentschap van den liberalen staatsman Ristitsch, die in 1869 een grondwet tot stand bracht, waarbij de koning de wetgevende macht moet deelen met een volgens census kiesrecht gekozen Skupschtina en een door den koning gekozen senaat. Hoewel men in S. te maken krijgt met partijen, wier namen herinneren aan W.-Eur. partijschappen, kan men eigenlijk meer spreken van groepen, die zich vormen om bepaalde personen. Toch kan men twee stroomingen onderscheiden, waarvan de eene voorstaat centralisatie, vereeniging van alle Serven onder één vorst en aansluiting bij Rusland, terwijl de tweede voornamelijk den binnenl. toestand wil verbeteren door bevordering van handel, landbouw en nijverheid en aansluiting wil zoeken bij Oostenrijk. In 1875 bij ’t uitbreken van den opstand der Christenen in Bosnië en Herzegowina kwam de eerste strooming, geleid door Gruitsch en Ristitsch, aan ’t bewind, die in 1876 den oorlog tegen Turkije begon in bondgenootschap met Montenegro. Toen de Serviërs niet opgewassen waren tegen de Turken, riepen zij de hulp in van Rusland, dat in 1876 aan Turkije den oorlog verklaarde, (zie OOSTERSCHE KWESTIE ; RUSLAND). In 1878 sloot Turkije vrede en bij de regeling der Balkanzaken op ’t congres in Berlijn (1878), werden S. en Montenegro onafhankelijk verklaard van ’t Turksche rijk. Beide staten kregen gebiedsuitbreiding. Groot was de ontevredenheid der S., toen ’t bleek, dat Bosnië en Herzegowina bezet zouden worden door de Oostenrijkers.

Voor S. beteekende het afsluiting van de Adriatische Zee en onafhankelijkheid op econom. gebied van de Oost.-Hong. monarchie. Al kort na ’t congres van Berlijn begon de Oostenr. invloed merkbaar te worden in S. ’t Ministerie-Ristitsch moest aftreden en werd vervangen door den Oostenr. gezinden Garaschani (1880), die door een staatsgreep ’t absoluut gezag van den vorst vestigde (1883). Ten einde den financieelen toestand te verbeteren, werden ingevoerd grondbelasting, vermogensbelasting en werd ingesteld een tabaksregie. Aan de gemeenten werd de autonomie ontnomen. Wanneer Bulgarije O.-Roemelië in ’t staatsverband opneemt, verwekt dit ontstemming in S. en ziet Garaschani zich genoodzaakt aan Bulgarije den oorlog te verklaren (Sept. 1885), welke na de nederlagen der S. bij Siwnitza en Pirot door bemiddeling der Oost. regeering eindigt met den vrede van Bukarest (Nov. 1885). Voor S. had deze oorlog alleen politieke gevolgen, ’t Ministerie-Garaschani moest aftreden, en Russischgez. min. als dat van Ristitsch (1887) en Gruitsch (1888) kwamen aan ’t bewind. De grondwet werd gewijzigd, doordat bijna alle macht komt te berusten bij de Skupschtina (1888). Milan, die hierin niet wil berusten, trad af ten behoeve van zijn zoon Alexander.

Op raad van zijn vader ondernam de koning in 1893 een staatsgreep, waarbij hij de grondwet van 1888 aan den kant schoof en verving door die van 1869. De drukpersvrijheid werd opgeheven, terwijl hij de Oostenr.-gez. partij weer aan ’t bewind riep. Alles werd geregeerd bij besluit en zij, die opkwamen tegen deze willekeurige handelingen, werden gevangen gezet. Milan, die in ’t land terug was gekeerd en benoemd was geworden tot opperbevelhebber van ’t leger (1897), had feitelijk de leiding van ’t bestuur in handen. In onmin geraakt met zijn zoon wegens diens huwelijk met Draga Maschin, verliet hij in 1901 S. Door de begunstiging van de bloedverwanten van Draga ontstond er ontevredenheid, die zich in 1903 uitte in een paleisrevolutie, waarbij Alexander en Draga vermoord werden. De grondwet van 1888 werd weer ingesteld en tot koning werd gekozen Peter Karageorgewitch, die in 1870 gediend had in ’t Fransche leger en Russischgezind was. De verschillende mogendheden, met uitzondering van Engeland, weigerden de nieuwe regeering te erkennen en eerst, nadat de moordenaars uit hun ambten ontzet waren, werd Peter erkend (1904). De leiding van de regeering kwam te berusten bij Pasjitsch, die orde bracht in de fin. en ’t leger reorganiseerde.

De verhouding met Oost.-Hong. werd zeer slecht. Door sluiting der grenzen voor den uit- en invoer trachtte de Oostenr. reg. de Servische tot toegeven te dwingen (1905). De verhouding tusschen S. en Oost.-Hong. werd uitermate gespannen tengevolge van de gebeurtenissen in 1908, wanneer de Oost.-Hong. regeering overgaat tot annexatie van Bosnië en Herzegowina. Er ontstaat in S. een campagne, geleid door kroonprins George, die gebiedsuitbreiding van S. eischt en aandringt op autonomie voor Bosnië en Herzegowina. Als evenwel de Duitsche regeering te kennen geeft, dat zij Oost.-Hong. allen steun zal verleenen, bindt Rusland in en wordt de annexatie erkend (prot. van Konstantinopel Febr. 1909). Een oogenblik schijnt het, alsof S. nu op eigen gelegenheid zal beginnen, waardoor een Eur. oorlog onvermijdelijk was. De Duitsche reg. drong er nu bij de Russ. op aan om S. tot matiging aan te zetten. Hoewel de Eng. reg. alle moeite deed Rusland tot volhouden te brengen, besloot Iswolski, die de onmogelijkheid van Rusland inzag, een tweeden grooten oorlog te voeren, druk op S. uit te oefenen.

S. gaf nu toe (Maart 1909). Het demobiliseert zijn leger; de kroonprins George doet afstand ten behoeve van zijn broer Alexander, terwijl Oost.-Hong. een mildere handelspolitiek volgde. In 1912 nam Pasjitsch opnieuw de leiding van ’t bewind op zich. Door invloed van den Russ. gezant v. Hartweg was in Febr. 1912 ’t groote Balkanverbond tot stand gekomen tusschen S., Montenegro, Bulgarije en Griekenland. In Oct. 1912 begint dan de oorlog tegen Turkije (Balkanoorlog). ’t Leger, dat in uitstekenden toestand was gebracht door Putnik in de jaren 1906—1908, behaalde een overwinning bij Kumanowo en maakte zich meester van Prischtina, Novobazar en Uskub.

Daarna vermeesterden zij nog Mitrovitza, Prizrend, Monastir en Durazzo, maar moesten zich op dringen van Oostenrijk uit Albanië terugtrekken. Na den 2den Balkanoorlog (1913) krijgt S. ’t grootste deel van Macedonië. Voordat de staat van de financieele gevolgen van den oorlog zich kon herstellen, verklaarde Oost.-Hong. het in 1914 den oorlog onder voorgeven, dat het een anti-Habsb. campagne op touw zette in Bosnië (zie WERELDOORLOG). Na dezen oorlog, waarin S. in ’t begin aan de winnende hand was, maar daarna bezet werd door de Oost.-Hong. troepen, kreeg S. belangrijke aanwinst in grondgebied en gaat het op in ’t rijk Yougo-Slavië, waarover de koning van S. de regeerder is. Litt. : Banki, Serbien und die Serben (vergl. die der OOSTERSCHE KWESTIE, TURKIJE, WERELDOORLOG).

< >