Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Oostersche kwestie

betekenis & definitie

Oostersche kwestie - is de naam, dien men geeft aan het complex verwikkelingen, welke in verband staan met de heerschappij der Turken in ’t Balkan-schiereil. Na in ’t begin van haar ontstaan een religieus karakter te hebben gehad, doordat men van de Mohammedaansche Turken gevaar voor het Christendom vreesde, kreeg zij spoedig een politiek karakter, doordat de Turken niet optraden als verbreiders van den Islam, maar als stichters van een machtigen staat. In verband met de lotswisseling van ’t Turksche rijk en den terugslag daarvan op de verhoudingen van de verschillende mogendheden onderling en die van de aan de Turken onderworpen volkeren tot de Turken kan men in de O. k. verschillende stadia onderscheiden. — a. Van ’t ontstaan van de O. k. tot den vrede van Karlowitz in 1699. Men kan rekenen, dat de O. k. ontstaan is, toen de Turken, die door de Oost-Romeinen te hulp waren geroepen tegen de hen bedreigende Serven, de Hellespont overgetrokken waren en, na Gallipoli bezet te hebben (1354) en Adrianopel tot hoofdstad van hun rijk gemaakt te hebben (1362), zich in grooten getale in ’t veroverde gebied gingen vestigen.

Nadat een poging van de Bulgaren, Serven en Bosniaken om onder leiding van Lazar van Servië de Turken te verdrijven, mislukt was door de nederlaag op het Kossovopolje (1389), zijn de Turken meester van het Balkan-Schiereil. Wel werd de machtsontwikkeling van ’t Turksche rijk eenigen tijd gestuit door de tochten van de Mongolen, maar toen deze in ’t begin van de 15e eeuw geëindigd waren, begonnen de Turken opnieuw met hun veroveringen. Een optreden naar ’t Noorden mislukte door den tegenstand der Hongaren; evenmin slaagden de Turken er in de Albaneezen, die onder leiding van George Castriota of Skanderbeg voor hun onafhankelijkheid streden, te onderwerpen. Meer succes had hun veroveringspolitiek in ’t Oosten van den Balkan. ’t Oost-Rom. rijk, geteisterd door inwendige twisten, was niet bij machte eenigen tegenstand te bieden. In 1453 valt Constantinopel in handen van de Turken, waarmede ’t Oost-Rom. rijk heeft opgehouden te bestaan. Successievelijk onderwerpen zij nu Servië (1458), Albanië (1479) en de verschillende staatjes in Griekenland, zoodat in het begin van de 16e eeuw Donau en Sau de grenzen vormden van ’t Turksche rijk. Met deze machtsvergrooting ging gepaard een verandering in ’t aanzicht van de O. k. Had men tot dusver deze aangelegenheid alleen bekeken uit religieus oogpunt en in de Turken slechts de vijanden van ’t Christendom gezien, nu de Turken een dergelijke macht ontwikkelden, kreeg de O. k. geheel en al een politiek aanzien. Frans I van Frankrijk begreep, dat zij onschatbare bondgenooten konden worden in den strijd tegen de Habsburgers.

Na den nadeeligen vrede van Madrid (1526) roept hij de hulp in van Soliman, den Sultan der Turken, die daaraan gaarne gehoor geeft en met zijn legers naar ’t Noorden oprukt. Hongarije met Boeda-Pest worden door hem veroverd en ’t beleg voor Weenen geslagen (1629). Wel slaagt Karel V er in de Turken, die door Frankrijk in den steek waren gelaten, te dwingen ’t beleg op te breken ; de Turken bleven echter in de 16e eeuw een gevaar voor de Habsb. macht, te meer doordat zij ook in de Midd. Zee een groote macht ontwikkelden. Na den dood van Soliman den Groote (1566) komt er verandering. Ter zee verliezen de Turken hun beteekenis door de nederlaag bij Lepanto (1570), terwijl de Turksche staat, geteisterd door inwendige twisten, geen macht naar buiten kan ontwikkelen.

De tijdelijke opbloei onder de grootviziers uit ’t geslacht Koeprilu brengt hierin geen verandering. Een poging om Weenen te veroveren mislukt (1683) door den tegenstand der Oostenrijksch-Poolsche legers onder Karel van Lotharingen en Johan Sobiesky. Van aanvallers worden de Turken nu verdedigers. In 1686 moeten zij Boeda-Pest ontruimen, waarop zij de Donaugrens hebben te verdedigen tegen de Oost. troepen van Eugenius van Savoye. Door bemiddeling van Willem III van Holland komt dan in 1699 de vrede van Karlowitz tot stand, waarbij de Sau de grens wordt in ’t Noordwesten, terwijl het Banaat Bukowina en Roemenië nog in ’t bezit blijven van Turkije, dat ook nog de heerschappij uitoefende over Bessarabië en ’t land om de Zwarte Zee. Deze vrede is een mijlpaal in de gesch. van de O. k. Van nu af bemoeien de West-Eur. mog. zich niet meer met de Balkan-aangelegenheden, die echter wel de aandacht blijven trekken van Rusland en Oostenrijk, welke van de verzwakking van Turkije gebruik willen maken om hun bezit uit te breiden.

b. De O. k. van den vrede van Karlowitz (1699) tot den vrede van Jassy (1792). Gedurende deze periode treden Oostenrijk en Rusland nu eens afzonderlijk, dan gezamenlijk tegen Turkije op. Hoewel de Turken met dapperheid strijden, en er in 1739 bij den vrede van Belgrado zelfs in slagen om Oostenrijk te dwingen ’t Banaat van Kraiova, Servië en Bukowina, dat zij bij den vrede van Passarowitz (1718) hadden moeten afstaan, terug te geven, waren zij toch op den duur niet bestand tegen de Russen, die in 1770 hun vloot vernietigden bij Tschesme, in 1771 de Krim veroverden en in 1773 zelfs Bulgarije binnenrukten. Bij den vrede van Kutschuk Kainardji (1774) verliest Turkije ’t Zwarte Zeegebied en moet het aan Rusland de vrije vaart door den Bosporus geven. Hierdoor wordt de ongerustheid van Engeland opgewekt, dat voor de ontwikkeling van Rusland als Middell. zeemogendheid vreest. De verwikkelingen in N.-Amerika beletten het echter in te grijpen. Toen het echter de handen vrij had gekregen en Rusland, in bondgenootschap met Oostenrijk, den strijd tegen Turkije begon, ten einde dit land te verdeelen (verdrag van Cherson 1787) en aldus de O. k. tot een oplossing te brengen, kwam het in vereeniging met Pruisen tusschenbeide.

Oostenrijk werd genoodzaakt den vrede van Sistova (1791) te sluiten en Rusland den vrede van Jassy (1792). Door den Eng. min. Pitt Jr. werd op den voorgrond gezet het beginsel van handhaving der integriteit van Turkije, terwijl Eng. te kennen gaf de O. k. te beschouwen als een Eur. kwestie, wier regeling of oplossing niet uitsluitend tot de competentie van Oostenrijk en Rusland stond. Op deze wijze hoopte Engeland het evenwicht in Oost-Europa te handhaven en de vestiging van de Russ. macht aan de Midd. Zee te verhinderen. Van dit oogenblik af werd de O. k. een factor, die grooten invloed uitoefende op de richting der buitenl. pol. der groote mog.

c. De O. k. van den vrede van Jassy (1792) tot den vrede van Constantinopel (1897). Door de gebeurtenissen tijdens het Napoleontische tijdvak kon Engeland niet zijn volle aandacht wijden aan de gebeurtenissen in Oost-Europa, waarvan Rusland gebruik maakte om zijn invloed uit te breiden. In 1802 wist het Turkije te bewegen tot ’t sluiten van een conventie, waarbij het Russ. rijk de vrije doorvaart door den Bosporus kreeg voor zijn oorlogsschepen, terwijl het bij den vrede van Tilsit met Frankrijk een overeenkomst sloot tot verdeeling van 't Turksche rijk. Zoover kwam het niet. De belangen van Rush en Frankrijk liepen te veel uiteen, dan dat deze beide staten konden blijven samengaan. Toen in 1811 het duidelijk was, dat de oorlog nog slechts een kwestie van tijd zou zijn, had de Eng. min. Canning gemakkelijk werk om Rusland te bewegen van machtsvergrooting ten koste van Turkije af te zien. Ondertusschen had er op den Balkan een belangrijke omkeer plaats gevonden.

De ideeën der Fransche revolutie hadden ook hier hun invloed laten gelden en een herleving van het nationaal bewustzijn der verschillende volken ten gevolge gehad. In 1803 had er een beweging plaats gevonden onder de Serviërs, die zich los wilden maken van ’t Turksche gezag. Bij den vrede van Boekarest (1812) laat Rusland de Serviërs aan hun lot over en moeten dezen’t oppergezag der Turken erkennen. Ook op andere plaatsen op den Balkan liet zich de herleving van ’t nationaliteitsgevoel merken. In de Donaulanden Moldavië en Walachije kwam het tot opstanden, terwijl er zich in Griekenland benden vormden, die zich tegen de Turken keerden. Aangezien echter Oostenrijk in deze beweging niets anders zag dan uitingen van een revolutionnairen geest en Ruslands Czaar Alexander I in dezen Oostenrijk volgde, konden de Christenen op den Balkan niet op vreemden steun rekenen ai hadden zij de sympathie van de Westersche volken. Dit veranderde, toen in Rusland Nicolaas I aan ’t bewind kwam (1825). In vereeniging met Frankrijk en Engeland komt Rusland tusschenbeide.

De oorlog wordt aan Turkije verklaard en dit land moet den vrede van Adrianopel sluiten, waarbij het Moldavië, Walachije, Servië en Griekenland autonomie moet geven. Hiermede was de ontbinding van ’t Turksche rijk begonnen en kwam in de O. k. een nieuw element, nl. de Balkan-volken, die in het begin nog wel weinig gewicht in de schaal legden, maar gaandeweg meer beteekenis kregen, doordat zij door Rusland als geschikte bondgenooten werden beschouwd in den strijd voor 't vestigen van den Russ. invloed op den Balkan. Uit vrees hiervoor begint Engeland de politiek van Pitt tot handhaving der integriteit van het Turksche rijk weer op te vatten. Toen dan ook Nicolaas I in 1853 aan Engeland voorstelde om Turkije te verdeelen, sloeg de Eng. reg. dit niet alleen af, maar besloot zij aan Turkije daadwerkelijken steun te verleenen, toen Rusland ’t protectoraat over de Grieksch-Katholieke onderdanen van den Sultan eischte. In den nu volgenden oorlog (Krimoorlog 1852—1856), door Eng., in vereeniging met Frankrijk, gevoerd tegen Rusland, waarin Oostenrijk de zijde van de Eng. en Fransche regeering kiest, kan Rusland zich niet staande houden. In 1856 komt de vrede tot stand (vrede van Parijs). Op het congres, dat in verband hiermede te Parijs wordt gehouden, drijft Engeland door, dat de integriteit van ’t Turksche rijk erkend en gegarandeerd wordt door ’t Eur. congres, terwijl conflicten tusschen dit rijk en andere staten opgelost zullen worden door bemiddeling van de groote mog., die zich verder onthouden zullen van bemoeiing met de binn. aangelegenheden van ’t Turksche rijk. Zoo hoopte men tot een vreedzame oplossing te komen van de O. k. Men had echter geen rekening gehouden met de Christenvolken van den Balkan, die er naar begonnen te streven de plaats in te nemen van ’t Turksche rijk.

In 1866 moeten de gr. mog. berusten in een vereeniging van de beide Donauvorst. tot een koninkrijk Roemenië. De Serven doen moeite Bosnië en Herzegowina los te rukken van ’t Turksche rijk, terwijl Griekenland streeft naar ’t bezit van Creta. Zoo werd de O. k. na 1870 steeds meer ingewikkeld en was verder dan ooit van haar oplossing, terwijl zij de verhoudingen der gr. mogendh. onderling geheel en al beheerschte. Dit bleek, toen er in 1875 een opstand uitbrak in Bosnië en Herzegowina en de Russ. min. Gortschakoff voorstelde om Turkije tot toegeven aan de wenschen der opstandelingen te dwingen, hetgeen Oost. echter weigerde (1876). Eensgezind waren evenwel ook de gr. mog. niet over de wijze waarop de O. k. nu zou geregeld worden. Engeland, waar Disraëli de leiding der buitenl. zaken in handen heeft, vreest vestiging van den invloed van Rusland op den Balkan. Als Servië den oorlog verklaart aan Turkije, breekt er ook een opstand uit van de Bulgaren.

Te zwak om zich tegen de Turken te handhaven, roept Servië de interventie in van de gr. mog., hetgeen Alexander II van Rusl. beweegt te eischen instelling van autonomie van Bulgarije, Bosnië en Herzegowina (Oct. 1876). Wanneer Turkije dit weigert, besluit Rusl. op te treden. Hoewel de Turken hardnekkigen tegenstand bieden, zijn zij niet in staat zich tegen de Russ. legers te handhaven. In Dec. 1877 valt Plewna in handen van den Russ. gen. Todtleben, die daardoor den weg naar Macedonië en Roemenië in handen heeft. Adrianopel wordt door de Russen bezet, waarop de Turksche reg. vrede sluit (vrede van Adrianopel en tractaat van San Stefano, 1878), waarbij Rusl. o. a. voorstelt een Bulg. staat te vormen, die zich zou uitstrekken van den Donau tot de Aegaeische Zee en die een tijdlang onder protectoraat zou staan van Rusland. Dit kon Eng. niet dulden. Disraëli verklaarde, dat de O. k. een aangelegenheid was, die door ’t Eur. congres moest geregeld worden.

Gesteund door Frankrijk, Italië en Oostenrijk, weigert de Eng. reg. de bepalingen van ’t tractaat van San Stefano te erkennen en dreigde het zelfs met een gewapend optreden. Zoo scheen dus, dat de O. k. een Europ. oorlog tengevolge zou hebben. Bismarck weet dan de mog. te bewegen de O. k. te regelen op een congres te Berlijn (1878), waarbij vastgesteld werd, dat Macedonië in ’t bezit zou blijven van Turkije, Bulgarije autonomie kreeg, terwijl Bosnië, Herzegowina en Novi-Bazar bestuurd zouden worden door Oostenrijk. Roemenië zou afstand doen van Bessarabië ten behoeve van Rusland, waarvoor het schadeloos gesteld zou worden met de Dobroedja. Deze regeling der O. k., welke, doordat zij in het geheel geen rekening hield met de wenschen der bevolking, allen goeden grond miste, heeft voor Europa groote gevolgen gehad. Op den Balkan bracht zij een periode van onrust, doordat Bulgarije, Servië en Griekenland moeite deden, Macedonië in hun bezit te krijgen. De toewijzing van Bosnië en Herzegowina aan de Oost.-Hong. mon. verwekte een verwijdering tusschen dezen staat en Servië, dat zich teleurgesteld zag in zijn verwachtingen, waarvan Rusl. gebruik maakte om zijn invloed op den Balkan te vestigen. Griekenland, dat gehoopt had Creta te krijgen, was eveneens teleurgesteld.

Het ontbindingsproces, dat ondanks de leuze van handhaving der integriteit van Turkije, in ’t Turksche rijk had plaats gegrepen, zette zich na 1878 voort. In Afrika verloor Turkije Tunis aan Frankrijk (1881) en Egypte aan Engeland (1883), terwijl ’t berusten moest in de aanhechting van OostRoemelië aan Bulgarije (1886). Op Creta begon zich een beweging te ontwikkelen, die aanstuurde op vereeniging met Griekenland. Wanneer er in 1896 op ’t eil. een opstand uitbreekt, verleent Griekenland steun aan de Cretensers. Als Grieksche benden Turksch gebied binnenvallen, verklaart Turkije den oorlog aan Griekenland. De Turksche troepen, onder bevel van Edhem Pacha, bezetten Larissa, verslaan de Grieken bij Pharsala en Arta en nemen Volo in (Mei 1897). Door bemiddeling van Duitschland en Oostenrijk komt er een wapenstilstand, welke gevolgd wordt door den vrede van Constantinopel (Dec. 1897), waarbij de Turken al ’t veroverd gebied moeten teruggeven en autonomie verkenen aan Creta. Bij dezen vrede kwam uit, dat eenmaal verloren gebied niet meer onder Turksch gezag kon terugkeeren. — d. De O. k. van den vrede van Constantinopel (1897) tot ’t uitbreken van den wereldoorlog (1914).

In deze periode is de O. k. feitelijk identiek met de Macedonische kwestie, aangezien de aandacht der mog. geheel en al gericht is op Macedonië. Het is niet nauwkeurig aan te geven, wat eigenlijk onder Macedonië en het Mac. volk moet worden verstaan. Van ’t landschap staat de begrenzing niet vast, terwijl er in den loop der tijden zich allerlei stammen in 't bergland hebben gevestigd, die wel een Slavische of Rom. taal spreken,' maar toch hun eigenaardigheden hebben behouden. Zoo kwam het, dat de omwonende Bulgaren, Serven en Grieken stamverwanten meenden te ontdekken in Macedonië en propaganda maakten voor aansluiting van de betreffende deelen. Ten einde dit streven te verwezenlijken, vormden er zich in de omliggende landen benden, die het platteland terroriseerden, ten einde zoodoende de bewoners te dwingen voor ’t een of ’t andere land partij te kiezen, De voornaamste zijn wel de Bulgaarsche benden, die geleid worden door een comité, dat zijn zetel had te Sofia en waarvan als leider optrad Sarofof. In 1903 wordt er door dit comité een opstand georganiseerd, die echter geen succes oplevert. Oostenrijk en Rusland besluiten nu tusschenbeide te komen. Bij een overeenkomst, gesloten te Mürzsteg (October 1903), besluiten deze beide staten de instelling van een gendarmerie te bewerken, die zal zorgen voor de orde en veiligheid.

Eerst wanneer de rust in Macedonië hersteld is, zullen er wijz gingen gebracht worden in 't bestuur. Na een ge aarzeling wordt dit program door de Turksche reg. aanvaard (Jan. 1904). Meer moeilijkheden leverde op de regeling der financiën, die eerst in 1907 haar beslag kreeg. Ondertusschen had Engeland zijn politiek tegenover Turkije geheel en al gewijzigd. Bevreesd voor de expansie van Duitschland op economisch gebied, daar dit land in 1899 de concessie had gekregen voor den aaneg van den spoorweg naar Bagdad, had Engeland aansluiting gezocht bij Frankrijk en zijn verschillen met Rusland geregeld. Aangezien Duitschland meer van een sterk Turkije kon verwachten met ’t oog op zijn handel en industrie, voelde het weinig voor verdere verzwakking van het Turksche rijk en werd daarin gesteund door Oostenrijk, dat ’t Westelijk deel van den Balkan oeconomisch van zich afhankelijk wilde maken en daartoe den spoorweg naar Saloniki in handen zocht te krijgen (rede van den Oost. min. v. Aerenthal 27 Jan. 1908). Dit streven heeft groote gevolgen gehad voor Europa. Het deed ’t antagonisme herleven tusschen Oostenrijk en Italië, dat van geen Oost. heerschappij op de Oostkust van de Adriatische Zee wilde weten, verwekte vijandschap tusschen Oostenrijk en Servië, dat zich in zijn bestaan bedreigd voelde, terwijl de verhouding tusschen Oostenrijk en Rusland verkoelde.

Deze staat keerde terug tot zijn oude Balkan-pol. (rede van den Russ. min. Isvolski, 18 April 1908). Ook Frankrijk, dat belangen te verdedigen had in Klein-Azië en Turkije, was niet tevreden. De O. k. begon haar funeste werking te laten gelden op de verhoudingen tusschen de gr. mogendheden. De conflicten, samenhangende met de O. k., kunnen beschouwd worden als ’t voorspel van den wereldoorlog. Een dreigenden vorm nam de O. k. aan in 1908, toen in Turkije een revolutie een eind had gemaakt aan de regeering van Abdoel Harnid en Oostenrijk overging tot annexatie van Bosnië en Herzegowina, waardoor de ongerustheid in Servië toeneemt. Terzelfder tijd laat Ferdinand van Bulgarije zich kronen tot Czaar en verklaart hij zich volkomen onafhankelijk van ’t Turksche rijk. In deze omstandigheden voelt Servië zich bedreigd en verongelijkt.

Rusland en Italië beginnen aan te dringen op compensatie, 't Schijnt, dat Rusl. niet gereed was en het daarom niet tot een oorlog durfde te laten komen. In 1910 althans berustte het in de gebiedsuitbreiding van Oost. Italië vond er echter aanleiding in om zijn langgekoesterde aspiraties betreffende Tripolis (zie MAROKKAANSCHE KWESTIE) te verwezenlijken. In Sept. 1911 eischte het afstand van dit gebied en verklaarde aan Turkije den oorlog, toen het weigerde dit landschap af te staan. Terwijl de oorlog tusschen Turkije en Italië de Westelijke mog. in beslag nam, begon Rusland zijn invloed te vestigen op den Balkan, ’t Bracht tot stand een verbond tusschen de Chr. Balkan-staten en regelde de gebiedsuitbreiding, die ieder zou krijgen. In 1912 breekt de oorlog uit tusschen de Balkan-Staten en Turkije, dat zich haastte vrede te sluiten met Italië, ten einde de handen vrij te krijgen (vrede van Lausanne, Oct. 1912). De Turken bleken niet bestand te zijn tegen de vereenigde Grieksch-Servisch-Bulgaarsche macht.

Met moeite konden zij de hoofdstad behouden (zie BALKANOORLOG). Den 3en Dec. 1912 was Turkije genoodzaakt vrede te vragen,’t Scheen, alsof er een eind zou gemaakt worden aan ‘t Turksche rijk in Europa. Hierover lieten de mog. hun gedachten niet meer gaan. Van meer belang was het aan wie de kust aan de Adriatische Zee zou behooren. Noch Oostenrijk, noch Italië wilde daar de heerschappij van Servië. De vorming van een staat Albanië op het congres te Londen was de uitkomst, die men meende te moeten krijgen (Dec. 1912). Ondertusschen had Enver Pasja de regeering in Constantinopel omvergeworpen (Jan. 1913) en was de oorlog opnieuw uitgebroken, echter zonder voordeel voor de Turken, die Adrianopel moesten overgeven. Een uitkomst was echter voor hen de oorlog, die er uitbrak tusschen Bulgarije aan den eenen kant en Servië, Griekenland en Roemenië aan den anderen kant.

De Turken heroverden Adrianopel en bij de vredes van Boekarest, Athene (1913) en Belgrado bleef de Maritza de grens van 't Turksche rijk. Macedonië werd verdeeld tusschen Servië, Bulgarije en Griekenland. De nieuwe staat Albanië bleef bestaan. Dit land werd nu het brandpunt van de O. k. De oorlog had het machtsbewustzijn van Servië en Griekenland aangewakkerd. ‘t Streven van deze beide staten om groote rijken te worden was een ander element, dat nu in de O. k. naar voren kwam (zie WERELDOORLOG). — Litt.: (zie voor litteratuuropgaven o. a. Jovanovitch Voyslar, The near Eastern question, 1909); (voor bronnen de redevoeringen der staatslieden o. a. in den Geschichtskalender, voorts nog de dipl. publicaties der verschillende staten); (voor schrijvers zie ook de opgaven bij de verschillende Balkan-staten en Oostenrijk Hongarije). Schrijvers: Driault, La Question d Oriënt depuis ses origines jusqu’ a nos jours (1905); Argyll, The eastern question, 2 dln., (1856—1878); Chéradame, La question d’Oriënt (1903); Duggan, The eastern question (1904); Pinoa, L’Europe et l’empire Ottomane (1908); v. Sax, Geschichte des Machtverfalles der Türkei (1908); Stahler, Der dipl. Kampf in der jüngsten Balkancrisis (II. Z. 1914); v. Sax, Die Wahrheit über die Serbische Frage und das Serbentum (1910); Querchitch, Le conflit Danubienne entre la Serbie et l’ Autriche (R. D. I. P. XIV); Karasu, Grecs et Bulgares (1907); N. Japikse, De Turksche Kwestie (1914).