Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Schaap

betekenis & definitie

Schaap - Ovis, een geslacht van de familie der Bovidae, met naar buiten en naar achteren gedraaide horens; horenpit op doorsnede driehoekig, met vlakke vóór- en convexe achtervlakte. De hiertoe behoorende soorten hooren thuis in de Oude Wereld; het in N.-Amerika levende dikhoornschaap (zie plaat Schapen I, fig. 3), komt sterk overeen met het wilde schaap van de hoogvlakte van Centraal-Azië, b.v. de Katschkar, 0. polii (fig. 2). Als stamvader der in Afrika levende tamme sch. geldt O. tragelaphus, een wild sch. uit N.-Afrika; de moeflon, O. musimon, (fig. 1) van Sardinië leverde de rassen der N.Europeesche schapen, bekend onder den naam van O. aries, het huisschaap, met zijn talrijke vormen en varianten ; ook andere soorten, als de argali (fig. 4), deden hieraan mede. Het blijvende wolkleed der sch. is eerst door kweeken ontstaan ; de wilde sch. hebben dit kleed slechts als winterpels en in veel minder sterke ontwikkeling.

Wilde schapen zijn bergdieren met dikke, bruine vacht; zij grazen op steile hellingen. — Het schaap als huisdier heeft drie stamvormen. Het maanschaap, een halfgeit, is de stamvorm van het turfschaap: het schaap, dat de oudste bewoners (paalwoningen) als huisdier hielden; de Merinoschapen van het Aziatische steppenschaap; de andere Europeesche, ook de Nederlandsche rassen van den Mouflon (fig. 1), die nog in het wild leeft op Sardinië. De meeste schapen leveren wol, doch zijn voor een deel van het lichaam met haar bedekt. Verder zijn er rassen, die veel melk leveren, terwijl Engeland vooral rassen bezit, die uitmunten door vroegrijpheid en geschiktheid voor vleeschproductie. De Nederlandsche rassen worden verdeeld in heideschapen en polderschapen. Het aantal heideschapen wordt minder door het in cultuur brengen der slechte gronden, In Drente treft men het kleine heideschaap aan met harige wol. De rammen hebben spiraalvormige groote horens. Het Geldersche heideschaap is grooter, de wol is beter.

Ook in Overijsel, Utrecht en N.-Holland (Gooi) komt dit Veluwsche schaap voor. Na verwant hiermede is het Kempensche schaap in N.-Brabant, meer voor vetmesten geschikt en met kroeser wol. Oorspronkelijk hadden wij verscheidene schapenrassen tot de polderschapen behoorend: het Friesche schaap, het Groningsche schaap, het Texelsche schaap en het Zeeuwsche schaap. Alleen het Friesche en het Texelsche zijn nog over. Het Friesche schaap is groot van stuk, heeft een behaarden kop en behaarde beenen. Het munt uit in de melkproductie, is het beste melkras in Europa. Het Texelsche schaap (naar den spitsen staart pijlstaart genoemd) bestaat eigenlijk niet meer. Het oude ras leverde goede wol en vrij veel melk.

Door kruising met het Engelsche Lincoln-schaap is het verbeterd; er is een zelfstandig nieuw-Texelsch ras ontstaan, vooral geschikt voor vetmesting. De lammeren worden ’s zomers in de weide vetgemaakt. Het Friesche schaap treft men aan in Friesland en verder op verschillende plaatsen in Groningen en andere provinciën. Het Texelsche ras komt voor op Texel en in het N.O. gedeelte van N.-Holland (ook op Wieringen). De laatste jaren fokt men het zelfs in Drente. Het meest worden in Nederland echter gekruiste schapen gehouden.

Deze kruising is geschied om de sch. meer voor vleeschproductie geschikt te maken. Vroeger voerde men ook wel Engelsche downrassen in, later alleen de Engelsche langwollige rassen, vooral het Lincolnras en het Wensleydaleras. Vooral in N.-Holland worden zeer veel schapen gefokt en vetgemest, meer dan in alle andere provinciën te zamen. De vetgemeste lammeren worden vooral naar Londen geëxporteerd. Vroeger heeft men ook getracht hier Merinoschapen te houden. Deze aarden echter niet in ons klimaat.

< >