Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sambucus

betekenis & definitie

Sambucus - Vlier, plantengeslacht der Caprifoliaceeën, met 20 soorten over bijna de geheele aarde verbreid, doch ontbrekend in Z.-Afrika. Het zijn heesters of kruiden met tegenoverstaande, onevengeveerde bladeren en eindelingsche, langgesteelde tuilen van witte bloemen en zwarte of roode bessen. De meest bekende soort is de bij ons in het wild voorkomende doch ook gekweekte vlier, S. nigra, die zich ongesnoeid tot een fraaien boom ontwikkelt. De bloemen worden in de geneeskunde gebruikt.

Men verzamelt daartoe in het begin van den bloeitijd de geheele bloeiwijze en stapelt ze in vochtigen toestand op hoopen. Er ontstaat dan een gisting, waardoor de kleur der bloemen van wit geelachtig wordt en ook de reuk verandert. Nadat de massa gezeefd is, zoodat men alleen de bloemkronen met de erop geplaatste meeldraden afzondert, worden deze snel gedroogd. Ze bevatten een weinig vluchtige olie. De zwarte vlierbessen worden wel gegeten.

In den tuin wordt de goudgele variëteit aurea gekweekt. S. racemosa, de Bergvlier, komt zeer zelden bij ons in het wild voor, meer in de Alpen en draagt in Juli-Augustus scharlakenroode vruchten. Van deze soort kweekt men den vorm laciniata met ingesneden bladeren en den vorm plumosa aurea met goudgele en veervormige bladeren in tuinen. S. canadensis is een sierheester uit N.-Amerika, S. Ebulus een kruidachtige, overblijvende plant, die zeer zelden bij ons in het wild voorkomt, roodachtig-witte bloemen en zwarte vruchten heeft.

< >