Rundvee - runderen, algemeene naam voor de gedomesticeerde vormen van het zoogdiergeslacht Bos, behoorende tot de holhoornigen of herkauwers (Cavicornia) en alle evenvingerige hoefdieren, Artidactyla. In het wild leven in Engelsch-Indië de gayal, Bos frontalis, de gaur, Bos gaurus, in Tibeth de Knoros, Bos grunniens, op de Sunda-eilanden de banteng, Bos bentang. Alleen als huisdier komt in Azië en Afrika voor de Zebu of bultos (Bos zeboe). De stamrassen der eigenlijke runderen, Bos taurus, zijn: Bos T. primigenius, Bos T. brachyceros (overblijfselen in de Zwitsersche paalwoningen), Bos T. frontosus en Bos T. longifrons (overblijfselen in veengronden van Scandinavië en Schotland), Bos T. aceratos (hoornloos), vooral in N.-Europa en Bos T. orthoceros, in de Russische steppen.
Van ’t gedomesticeerde Europeesche rund, Bos taurus, zijn een menigte rassen en verscheidenheden ontstaan. Nederland, met zijn grazige weiden, is bij uitnemendheid geschikt voor de aanlokking van rundvee en was reeds in vroege tijden bekend wegens zijn voortreffelijk ras van hoornvee. Friesland was vooral in dit opzicht vermaard. In de Friesche terpen (opgeworpen de laatste eeuwen vóór C.) vindt men veel beenderen van B. T. brachyceros, doch ook van de B. T. primigenius, en van de B. T. aceratos. Het Friesche rund is dus uit een vermenging van deze drie rassen ontstaan en verder door de bijzonder goede uitwendige factoren tot het beste melkras in Europa geworden. Het zwartbont Friesch-Hollandsch ras, aldus genoemd, omdat het ook algemeen in N.- en Z.-Holland voorkomt, is een edel ras, dat voor 70 % in de melkrichting en voor 30 % in de vleeschrichting ontwikkeld is. Het Groninger Blaarkop- of Witkopras is voor 40 % in de melkrichting en voor 60 % in de vleeschrichting ontwikkeld. Tusschen beide in staat het Roodbonte Maas-Rijn-IJselras, dat goed voor vetmesterij is en toch flink melk levert.