Remonstrantsche broederschap - Toen de Remonstranten door de Dordsche Synode veroordeeld waren, stichtten de uitgewekenen in 1619 te Antwerpen de R. B., met een in 1621 vastgestelde, niet bindende belijdenis. In den aanvang had zij het kwaad te verantwoorden, inzonderheid toen in 1623 een samenzwering tegen Prins Maurits ontdekt werd, waarbij een ontslagen Remonstrantsch predikant (H. Slatius) betrokken was, en die nu ten onrechte aan de Remonstranten toegeschreven werd. Maar toen Frederik Hendrik in 1625 stadhouder werd, kregen zij steeds meer vrijheid en onder leiding van Uijtenbogaert, Episcopius, Grevinkhoven, van de Borre, Paschier de Fijne e. a. bleven zij een invloedrijke groep vormen. In 1630 hielden zij hun eerste algemeene vergadering en sedert 1634 hadden zij ook een eigen, in den aanvang door Episcopius geleid, seminarie in Amsterdam, dat in 1873 naar Leiden verplaatst werd.
Zeer bekwame mannen, als Hugo Grotius, hebben tot de Broederschap behoord en aan hun seminarie hebben bekende theologen onderricht gegeven, zooals Philippus van Limborch (1633—1714 ; hij gaf in 1686 en later zijn „theologia christiana”), Johannes Clericus (1657—1736), de beroemde polyhistor., en in de 18de eeuw de bijbelcriticus J. J. Wetstein (uit Bazel, gest. 1754) en Dan. Wyttenbach. Van Limborch en Clericus stonden, evenals Grotius, een onafhankelijke schriftverklaring voor en hebben daarmede grooten invloed geoefend ook in de Gereformeerde kerken. Aan het einde der 18de eeuw heeft het rationalisme in sterke mate in de Rem. Broederschap geheerscht. Sedert de gedachtenisviering van haar 150-jarig bestaan in 1869 is van alle kerkgenootschappen in ons vaderland de Rem. Br. naar verhouding verreweg het sterkst toegenomen. In de tweede helft der negentiende eeuw valt namelijk het uittreden van vele „modernen” uit de Herv.
Kerk, die zich grootendeels bij de Remonstranten aansloten. Hun kerkorde is heel eenvoudig: de gezamenlijke predikanten der gemeenten vormen met den hoogleeraar van hun seminarie en afgevaardigden der gemeenten een synode, die, beurtelings in Amsterdam en Rotterdam, jaarlijks samenkomt. Voor de loopende zaken bestaat er een commissie van vijf leden, waarvan jaarlijks een door een nieuw gekozene vervangen wordt. Van hun nieuwere theologen noemen wij Abr. des Amorie van der Hoeven, C. P. Tiele, H. Y. Groenewegen, K. H. Roessingh, G. J. Heering. Laatstgenoemde is, sedert Groenewegen in 1916 naar Amsterdam vertrok, hoogleeraar aan het seminarie te Leiden. Hij behoort tot de jong-vrijzinnigen.
Als leden der Rem. Broederschap worden er opgegeven 16.467, verdeeld over 28 gemeenten (waarvan 1 in Duitschland), met 31 predikanten. Bij het seminarium zijn ingeschreven 10 studenten. Zie o. a. De Remonstranten, gedenkboek bij het 300-jarig bestaan der Remonstr. Broederschap, samengesteld door Dr. G. J. Heering, met medewerking van anderen (Leiden 1919).