Pasteur (louis) - Louis Pasteur, een der grootste geleerden en weldoeners der menschheid, die ooit geleefd hebben; zoon van een leerlooier te Dôle (Jura); geboren 27 December 1822; ontving onderwijs aan het Collège royal te Besançon, daarna aan de Ecole normale supérieure te Parijs, promoveerde 1847 tot doctor in de chemie, 1849-1854 hoogleeraar in de chemie te Straatsburg, daarna te Rijssel; 1867 id. aan de Sorbonne te Parijs; in 1868 trad hij tevens op als directeur van het laboratorium voor physiologische scheikunde aan de „École pratique des Hautes Études”. In dit laboratorium werden de talrijke schoone onderzoekingen verricht, die P.’s naam wereldberoemd gemaakt hebben. Deze onderzoekingen betreffen vooreerst de studie der kristalvormen van het wijnsteenzuur en van den invloed, dien deze op gepolariseerd licht uitoefenen. Maar vooral is P.’s naam vereeuwigd door zijn onderzoek naar de alkoholische gisting, naar de levensvoorwaarden der gistcellen, haar ontwikkeling en voortplanting: „geen alkoholische gisting zonder gistcellen”.
Iedere gisting kan slechts optreden door de werking der gistcellen, van welke de kiemen door de lucht worden overgebracht. Hierdoor raakte P. in hevigen strijd met vele anderen, die meenden, dat gistcellen zouden kunnen ontstaan uit de eiwitachtige stoffen, die zich in de vloeistof, welke gaat gisten, bevinden. Het werd een strijd over het vraagstuk der generatio spontanea of abiogenesis, welke door P. glansrijk gewonnen is. Het vraagstuk der gisting is door hem in de juiste banen geleid. Het practisch gevolg is geweest P.’s onderzoek over de gisting van wijn; door wijn te brengen in een temperatuur van 60° C. worden alle kiemen gedood en is de wijn aan geen bederf meer onderhevig. Voor den Franschen wijnbouw is deze methode — pasteurizeeren van wijn — van onberekenbaar groot belang geweest (Études sur le vin, ses maladies, causes, qui le provoquent, procédé's nouveaux pour le conserver et pour le vieillir, 1866). In 1868 verschenen zijn : Études sur le vinaigre, ses maladies, moyens de les prévenir, waarin een nieuwe azijnbereiding werd aangegeven, die weldra in de praktijk ingang vond. — Naast den wijnbouw is de teelt der zijdewormen een der belangrijkste takken van nijverheid in Frankrijk; na 1853 was deze door een besmettelijke ziekte der zijdewormen sterk achteruitgegaan. P. kreeg opdracht deze ziekte te onderzoeken; als resultaat van zijn arbeid verscheen in 1870 zijn: Études sur la maladie des vers à soie.
Hij slaagde volkomen; dankzij zijn onderzoek is het mogelijk geworden, de twee besmettelijke ziekten der zijwormen, welke zoo groote schade veroorzaken, de pébrine en de flacherie, met succes te bestrijden. De zijdeteelt in Frankrijk is door P. gered. Daarna wijdde hij zijn aandacht aan het vraagstuk, hoe bier duurzaam gemaakt kan worden en daardoor geschikt voor uitvoer, waarin hij ook volkomen geslaagd is. (Études sur la bière, ses maladies etc., avec une théorie nouvelle de la fermentation, 1876). — Het later deel van zijn leven heeft P. voor andere onderzoekingen gebruikt. In 1877 begon hij een onderzoek over het miltvuur bij runderen en schapen. De veroorzaker dezer ziekte, de Bacillus anthracis, werd niet alleen door hem ontdekt, maar tevens vond hij een middel ter bestrijding, n.l. door inenting met door kweeking verzwakte bacteriën-cultures.
In 1880 volgden hierop zijn studies over de kippen-cholera, waartegen eveneens een vaccine gevonden werd. Zijn grootsten roem op dit gebied behaalde P. door zijn onderzoekingen over hondsdolheid (1881); na talrijke proeven gelukte het hem, een vaccine hiertegen te vinden (1886), waarvan het gevolg is geweest de oprichting van het wereldberoemde Institut Pasteur te Parijs, waaraan de beste krachten verbonden werden (Metschnikow, Roux). Na 1888 is de mortaliteit aan rabies (hondsdolheid), welke 40% bedroeg, dank zij Pasteur’s arbeid, gedaald tot 1,3%. In vele staten zijn daarna dergelijke instituten opgericht, o. a. in Ned. Indië te Batavia.
— P. overleed in 1895. Litteratuur over P.: Bournand, Un bienfaiteur de l’humanité, Pasteur, sa vie, son oeuvre (1896); Duclaux, Pasteur, Histoire d’un esprit (1896); Pasteur, Histoire d’un savant par un ignorant; Fraitot, Pasteur, l’homme, le savant (1905).