Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Parnell

betekenis & definitie

Parnell - Charles Stewart Parnell, de Iersche volksleider, behoorde van vaderszijde tot een Protestantsche familie van grondeigenaars van Engelsche afkomst, terwijl zijn moeder een Amerikaansche was. Doch van zijn ouders, te Avondale, graafsch. Wicklow, gevestigd, ontving hij, in 1846 aldaar geboren, de sympathie voor het nationale Iersche streven en den haat tegen Engeland, dien een verblijf voor studie in dat land versterkte.

Na reeds commissaris (sheriff) van zijn graafschap te zijn geweest, werd hij in ’75 in ’t Lagerhuis gekozen. Hier verschilde zijn optreden spoedig volkomen van de vrij slappe houding der toenmalige leiders van de Iersche Home Rule-partij, als Butt en Shaw.

P. trad heftig op, bij iedere mogelijke gelegenheid de Iersche grieven naar voren brengend. Hij wilde Engeland dwingen zich met de Iersche zaken te bemoeien, naar de stem van Ierland te luisteren. Wilde het parlement niet, het zou niet veel anders te hooren krijgen. Want door het parlement moest Ierland zelfbestuur krijgen; het terrorisme der Fenians verwierp hij. In den winter van ’79 op ’80 bezocht P. de Ver. Staten om geld in te zamelen voor de Iersche zaak, tevens tot leniging van den zwaren nood in Ierland toenmaals. De verkiezingen van 1880 brachten de liberalen onder Gladstone aan ’t bewind en versterkten de Iersche partij, wier erkende leider P. thans was. De ontevredenheid in Ierland, sterk gegroeid onder wanbeheer, nood en vooral de uitzettingen van pachters wegens achterstallige huur, vond toen een leiding in de Landliga, door Davitt opgericht, waarvan Parnell, Dillon, Biggar e. a. tot de hoofden behoorden.

Het verzet openbaarde zich in daden, toen een regeeringsvoorstel tot steun aan uitgezette pachters door het Hoogerhuis was verworpen. Bekend is P.’s aansporing te Ennis om elkeen, die de plaats van een uitgezetten pachter betrok, maatschappelijk dood te verklaren, een veel toegepaste methode naar het eerste voorwerp ervan boycotten genoemd. De regeering, vooral de min. voor Ierl. Forster, begon nu tegen de Landliga op te treden; onder heftige obstructie der Ieren had zij een dwangwet er door weten te krijgen. De leiders der Landliga, ook P., liet zij einde 1881 gevangen zetten in de Kilmainham-gevangenis te Dublin wegens opruiïng tot verzet; het genoemde verbond werd ontbonden (de penningmeester had intijds de boeken en bewijsstukken naar Frankrijk gebracht).

De misdrijven namen echter toe en de regeering besloot tot concessiën, tegen advies van Forster, die aftrad. Door kapt. O’Shea, een Ierschen afgevaardigde, onderhandelde zij met P. en verkreeg, dat deze matiging beloofde, wanneer de reg. met agrarische hervormingen aankwam. Daarop werd hij met zijn medegevangenen, voorjaar 1882 in vrijheid gesteld (Kilmainham-verdrag). Een nieuwe Iersche landwet bracht verbetering, maar de moord te Dublin op den nieuwen min. voor Ierl., lord Cavendish, en diens secretaris veroorzaakte een nieuwe dwangwet met gevolg van zware oppositie van lersche zijde: obstructie in ’t parlement, terrorisme in Ierland, dynamietaanslagen in Engeland in volgende jaren (meest in Amerika beraamd).

P. werkte mede tot den val van Gladstone’s regeering (’85) en daar het min.-Salisbury, vooral de onderkoning van Ierl., lord Carnarvon, tegemoetkoming toonde, ried P. bij de verkiezingen, in ’t laatst van dat jaar volgens uitgebreid kiesrecht, de conservatieven te steunen. Dezen kregen echter niet de overhand: de lersche nationalisten, beheerschten den toestand. Vooral had indruk op de liberale leiders gemaakt, dat Ierland op 103 leden 86 democratische home-rulers had afgevaardigd. Gladstone, Morley e. a., aan ’t bewind gekomen in ’86, besloten nu tot zelfbestuur aan Ierland, maar splitsing in de lib. partij bracht het ontwerp ten val en lord Salisbury dat jaar weer aan ’t bewind. P.’s positie als bondgenoot der liberalen was veel versterkt, weldra nog meer door een poging van het blad de Times hem o. a. beschuldigend van verstandhouding met lersche samenzweerders en moordenaars, met name die van ’82. Een commissie van onderzoek, na langen onwil door de regeering ingesteld, bracht in ’89 de valschheid van z.g. brieven van P. in de Times afgedrukt, aan ’t licht; de maker ervan, Pigott, pleegde zelfmoord. Thans kwam P. in persoonlijke aanraking met Gladstone en andere leiders; zijn invloed scheen gevestigd, toen een echtscheidingsproces in 1890 van O’Shea tegen zijn vrouw, Cath. Wood, P. in zeer ongunstig licht stelde.

Gladstone (in een schrijven aan Morley) eischte, dat P. zich als leider terugtrok. Deze weigerde; aanvankelijk scheen de lersche partij hem trouw te willen blijven, doch de Engelsche steun stond voor haar op het spel en haar meerderheid verliet hem. Een minderheid (Redmond c. s.), sommige steden (Dublin) en districten bleven Parnelliet, totdat in 1900 beide fracties zich hereenigden. P. zette zijn campagne in Ierland onvermoeid voort, maar met weinig succes; de geestelijkheid had hij tegen zich, vooral na zijn huwelijk met mevr. Wood. De inspanning had hem uitgeput, toen hij in ’t laatst van ’91 te Brighton longontsteking kreeg en weldra stierf. Naar zijn wensch werd hij te Dublin begraven, onder zeer grooten toeloop. Biogr. van Barry O’Brien, ’97 en (zeer merkwaardig) van zijn weduwe, Life of C. S. Parnell, 1914.

< >