Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Pamir

betekenis & definitie

Pamir - (Turksch-Tataarsch = hoogvlakten, boven de boomgrens), het „Dak der Wereld” (Bam-i-Duniah) der Kirgiezen. Berglandschap van Midden-Azië, waar de geweldige bergsysternen van Azië elkander ontmoeten. Het is 90 a 100.000 K.M.2 groot, bestaat uit graniet, gneiss en kristallijne leien, waaraan zich primaire leien, zandsteen en kalksteen bij aansluiten, en is doorsneden door talrijke hooge bergketens, die in het Oosten een N.N.W.—Z.Z.O.-richting hebben (Kasjgarische gebergte, de Bolor-dagh van von Humboldt), overigens meer W.—O. loopen. De dalen, de eigenlijke Pamir, vormen breede hoogvlakten van 3500 a 4600 M. hoogte; alleen in het W., waar de erosie der rivieren sterker heeft kunnen werken, hebben de dallandschappen (Darwas, Rosjan, Sjoegnan, Wachau) meer een Alpien karakter.

De bergketens zijn sterk vergletsjerd. Het hoogste massief is de Moestag-ata, „Vader der Sneeuwbergen”, in het Oosten (7860 M.). Ook in den Noordelijken rand, de Trans-Alai-keten, komen toppen van 7000 M. voor. Het grootste gedeelte heeft afwatering door de bronrivieren der hier Pandsj genoemde Amoe-darja; het N.O. vormt het stroomgebied van het Groote Kara-Koel (zonder afvloeiing), terwijl het O. tot het brongebied van de Tarim behoort. — Het klimaat is streng continentaal. Pamirsky (3700 M. hoog) heeft een jaargem. van — 1,1°, een Julivan 16,8°, een Januarivan — 24,9° C. en uitersten van 27,5° en — 45° C. Ook in den korten zomer komen temperaturen van — 13° voor. In Juli heeft men soms sneeuwstormen. Er valt 490 m.M. neerslag per jaar, waarvan 390 m.M. van April tot Juli. De Pamir zijn meest gras- en kruidensteppen, ook zout- en grindwoestijnen komen voor. In het W. is de plantengroei rijker.

Hier zijn de berghellingen boven de 3300 M. met Alpenflora bedekt, vooral veel bolgewassen, terwijl daar beneden soms wouden (Juniperus, berken, wilgen; lager: eschdoorn en Ephedra), voorkomen. Onder de dieren is de Moeflon, een groot schaap (Ovis polii), merkwaardig. De weinige bewoners der hoogvlakten zijn nomadische Kirgiezen. Het W. is dichter bevolkt door Iranische Tadsjiks. Deze laatsten bedrijven landbouw en vruchtenteelt, tot boven de 3000 M. (tarwe, gerst, appels, kersen, noten, abrikozen).

Op de hoogvlakten is veeteelt het eenige middel van bestaan (vooral schapen en jaks). De nederzettingen zijn klein. Voornaamste plaats is Kala-iWamar, de hoofdplaats van Rasjan. P. is verdeeld onder de omgevende rijken: liet W. behoort tot Boekhara, het Centr. deel tot Rusland en is gevoegd bij de provincie Ferghana, het O. tot China, terwijl het Z., Wachan, als een buffer tusschen het Russische en het Britsche Rijk bij Afghanistan is gevoegd. — Langs het Pamirhoogland liep in de Oudheid reeds de handelsweg naar China, de z.g. zijdeweg, dien ook Marco Polo volgde in 1272. In de 19e eeuw is de P. bezocht door Russische en Engelsche onderzoekers, door De Ujfalvy, 1876—1882, Sven Hedin, Olufsen, e. a. Sedert 1890 vestigde de Russ. regeering militaire posten op de P., o. a. Pamirski-post, hetgeen tot wrijving met Engeland aanleiding gaf; grensregeling in 1895.