Orgel, - het aloude, vereerde muziekinstrument, dat nog steeds de belichaming is van al wat in de toonkunst verheven en waardig is, dat een onmisbare factor is bij alle eerediensten, en aan de godsdienstplechtigheden wijding geeft. Het o., dat met toetsen wordt bespeeld, is eigenlijk een verzameling van een groot aantal blaasinstrumenten. Dit is zóó te verklaren: wil men op ’t o. een chromatische toonladder doen klinken, dan is voor elken toon een afzonderlijke pijp noodig. Maar ’t blijft niet bij die ééne toonladder.
De zoogen. registers, die aan ’t o. de verscheidenheid van toonkleuren geven, verlangen — elk voor zich — ook wederom zulk een reeks van pijpen. Daaruit volgt, dat hoe grooter het aantal registers, des te aanzienlijker het aantal o.-pijpen. Die registers worden verdeeld in twee soorten: tongwerken en labiaalstemmen. Bij de laatstgenoemde registers ontstaat de toon door het uitstroomen van lucht tusschen de wanden van een spleet (evenals bij de menschelijke stem); in de tongwerken wordt een beweegbaar plaatje in voortdurende trilling gebracht door den luchtstroom. De windtoevoer in het o. geschiedt door middel van een zeer gecompliceerd mechanisme: de lucht wordt door de blaasbalgen in de windladen geperst en vandaar door de verschillende kanalen in de pijpen geleid. De omvang van het toongebied op het o. is zeer groot; hij overschrijdt naar beide zijden zelfs dien van het moderne orkest. De laagste toon is de sub-contra C, met 32 (16 dubbel-) trillingen in de seconde. Men meet de registers af naar de voet-maat, en spreekt van 8-voet registers, waar de tonen klinken zooals ze geschreven zijn. 16- en 32-voets reg. klinken resp. één en twee octaven lager, 4- en 2-voets resp. één en twee octaven hooger.
Mixturen zijn registers waar, met elken toon, een van zijn voornaamste boventonen meeklinkt. De meeste o. hebben minstens twee klavieren, grootere drie en somtijds vier; bovendien heeft elk orgel een voetklavier (pedaal), waarop de laagste registers correspondeeren. Het materiaal, waarvan de pijpen vervaardigd worden, is hout en tin; welis-waar wordt zink en zelfs blik ook aangewend, maar daarmee wordt de kwaliteit van het o. minderwaardig. Men onderscheidt open en gedekte pijpen; de laatste kunnen ongeveer de helft korter zijn dan de eerste, en geven een doffer, meer gedempten toon, De regeling en verdeeling van de registers in een o. heet de dispositie. De rijkdom aan klankschakeeringen en de hoedanigheid van den klank hangt geheel van de dispositie af. — De moderne wetenschappen en techniek zijn ook op het o. toegepast: pneumatiek en electrische kracht-overbrenging hebben het bespelen aanmerkelijk gemakkelijker gemaakt. De litteratuur over het o. is zeer uitgebreid; in de Lexica van Mendel-Reissman en van Riemann vinden de belangstellenden volledige opgaven.