Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Oeverlooper

betekenis & definitie

Oeverlooper, Tringoïdes, een geslacht der Snipvogels, met betrekkelijk korten rechten snavel, die buigzaam is; door middel van peezen, die in groeven langs den snavel verloopen, kan de voorste helft van den bek geopend worden, terwijl hij bij den wortel gesloten blijft. In ons land leeft alleen de oeverlooper, Tr. hypoleucos, ter lengte van 19 c.M. en een staart van 5 c.M.; bovenzijde grijs-bruin met zwarte vlekken; onderzijde wit. Kosmopoliet; hier te lande zomervogel van April tot October. Leeft in meren en plassen; voedt zich met insecten en wormen.

< >