Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Napoleon I

betekenis & definitie

Napoleon I, - keizer van Frankrijk, zoon van Carlo Bonaparte, een Corsicaansch edelman, werd geboren 15 Aug. 1769 te Ajaccio, bezocht de militaire scholen te Brienne en Parijs en werd in 1785 officier in het regiment La Fère. In ’t begin was zijn ideaal Corsica onafhankelijk te maken, maar hij liet dit plan varen, toen hij wegens zijn republ. denkbeelden met den leider der Corsicaansche onafhankelijkheidspartij Paoli* in conflict kwam. Hij trad nu in dienst van de revol. legers, nam in 1793 deel aan den strijd tegen Marseille, schreef Le Souper de Beaucaire, waarin hij het bewind van ’t Comité du Salut public verheerlijkte, waardoor hij in de gunst der regeering kwam, die hem ’t bevel gaf over een batterij tijdens het beleg van Toulon. Door zijn bekwaamheid als artillerieofficier droeg hij belangrijk bij tot de inneming van deze stad (Dec. 1793). Bezig den veldtocht naar Italië voor te bereiden, werd hij, na den val van Robespierre, door diens tegenstanders van zijn militaire functie ontslagen en een tijdlang gevangen gezet (Aug.1794).

Na werkzaam te zijn geweest op de bureaux van het dep. van oorlog werd hij in 1795 door Barras belast met de bescherming der Nationale Conventie (beweging van 12—14 Vendémiaire, jaar IV). Uit dankbaarheid voor zijn succes benoemde Barras, directeur geworden, hem in Oct. 1795 tot opperbevelhebber van ’t leger. In ’t huwelijk getreden met Josephine de Beauharnais (Maart 1796), zette N. zich aanstonds aan de voorbereiding van den veldtocht in Italië, waarvoor hij zich te Nizza vestigde en de noodige verbeteringen bracht in den treurigen toestand van het leger. Door de operaties van den Oostenr. veldheer Beaulieu genoodzaakt eerder aan te vallen dan hij gedacht had, rukte hij in April 1796 op, versloeg, nadat zijngeneraals Augereau en Masséna de Oostenr. bij Millesimo verslagen hadden, de rest van’t Oostenr. leger bij Dego, waardoor hij een wig had geschoven tusschen de Oostenr. en Sardiniërs. ’t Gevolg was dat het W. deel der Po-vlakte in handen der Franschen viel, die door requisities ruimschoots in hun onderhoud konden voorzien. De onderbevelhebbers kregen vertrouwen in N., terwijl het Directoire door de opbrengst der oorlogsschatting geneigd was verder alles aan hem over te laten. Nadat Sardinië genoodzaakt was vrede te sluiten (April 1796) rukte N. tegen de Oostenr. op, die hij dwong achtereenvolgens de linies van Lomellina, Milaan en de Adda (gevecht bij Lodi) op te geven en zich terug te trekken binnen Mantua. Na de Lombardijsche republiek (Milaan) gesticht en na wapenstilstand gesloten te hebben met Parma, Modena, den Kerkelijken Staat en Venetië, waarbij hij de beschikking kreeg over de vestingen Peschiera, Legnano, Verona en Ancona, hervatte N. den strijd met de Oostenr., die intusschen versterkingen hadden gekregen en Masséna over den Mincio hadden gedreven. Hij versloeg twee Oostenr. legers en sloeg ’t beleg voor Mantua.

Pogingen der O. onder Wurmser tot ontzet liepen uit op de nederlagen bij Bassano, Arcole en Rivoli, waarop Mantua zich 3 Febr. 1797 moest overgeven. Hierop dwong N. den paus tot den vrede van Tolentino (19 Febr. 1797), waarbij de Kerkel. Staat Ferrara en Bologna aan Fr. afstond. N., die inmiddels versterkingen had ontvangen, hervatte nu den veldtocht tegen de Oostenr., die achtereenvolgens de linies aan de Piave, Tagliamento en Isonzo moesten opgeven. Daarop werden te Leoben vredespreliminairen gesloten (18 April 1797), kort daarna gevolgd door den vrede van Campo Formio. N.’s roem was gevestigd. Hij wist nu zijn positie te versterken door een staatsgreep, den 18 Fructidor (11 Sept. 1797) ter verwijdering van royalistische elementen uit het Directoire en den Raad van 500, waardoor hij zich van mededingers o. a. Pichegru en Moreau, bevrijdde. Hierop ontwikkelde hij het plan tot een veldtocht naar Egypte, waarmee hij terugkeerde tot de politiek van Choiseul om meester te worden van het Middell.

Zee-bekken en daarin een middel zag om Engeland te treffen. In Juni 1798 zeilde hij uit met een groote vloot, slaagde er in de Engelschen te ontwijken en bij Alexandrië te landen. Resultaat leverde deze expeditie niet; wel behaalde N. een overwinning bij de Pyramiden en Cairo en kon deze stad bezetten, maar zijn vloot werd grootendeels vernietigd bij Aboekir en een inval in Palestina, waarbij N. gevangenen liet dooden, mislukte. Bij 't beleg van Acco (Acre) vernam hij, dat Frankrijk opnieuw in oorlog was geraakt en groote verliezen had geleden. Hij besloot tot terugkeer, voerde zijn troepen weder naar Egypte waar hij 't bevel overdroeg aan Kléber en scheepte zich Aug. 1799 in. ’t Gelukte hem aan de Eng. vloot te ontkomen ; hij landde te Fréjus en trad daarna tegen de regeering op (staatsgreep van 18 Brumaire 1799), waarna hij le Consul werd en krachtens een nieuwe constitutie de heele leiding van ’t bestuur in handen kreeg. Gezien den treurigen toestand der financiën kon N. geen vrede sluiten, die een afstand van verschillende rijke wingewesten zou meebrengen. Hij moest om zijn macht in Frankrijk te bevestigen den oorlog voortzetten en begon in ’t voorjaar van 1800 den opmarsch. Na een tocht over de Alpen viel hij de Oostenr. bij Marengo aan en wierp hen na hardnekkigen strijd terug.

Uit vrees voor een beweging van ontevreden elementen keerde N. naar Parijs terug en wist met Oostenr, een voorloopigen vrede te sluiten op den grondslag van dien van 1797. Ook toen de vijandelijkheden in het najaar van 1800 opnieuw begonnen bleef N. te Parijs, terwijl Moreau in Duitschland en Brune in Italië streden. In Febr. 1801 kwam de vrede van Lunéville tot stand, waarbij het N. gelukte den czaar van Rusland van Engeland te scheiden en zelfs tot bondgenoot te krijgen; ook kwam er toenadering tot Pruisen en Spanje. Met den paus sloot N. in ’t zelfde jaar het Concordaat, dat de kerk. regeling van 1790 in Frankrijk ophief en een nieuwe positie aan de Katholieke kerk gaf, welke N. den steun der geestelijkheid verzekerde. Hierna begon hij met Rusland te onderhandelen over een plan van aanval op Engeland en Indië, maar de dood van czaar Paul verijdelde den voortgang van deze plannen. Zoo werd dan nu met Engeland onderhandeld, hetgeen leidde tot den vrede van Amiens in 1802, waarbij Frankrijk zich verplichtte tot ontruiming van Napels, Egypte en de Jonische eilanden. Ontwikkelde dus N. naar buiten een groote kracht, ook zijn bestuur bracht groote hervormingen. Den 17 Febr. 1800 kwnm een wet tot stand, die de regeering nieuw regelde ; wetten in 1801 voerden een nieuw belastingstelsel in en verbeterden het geldwezen (oprichting der Bank van Frankrijk, 1800), Een commissie, door N. in 1800 ingesteld, zorgde voor de codificatie van ’t recht, waardoor er eenheid kwam in de rechtspraak (Code Napoleon).

In 1802 kwam een onderwijswet tot stand, waardoor de grondslag werd gelegd voor het lager onderwijs. Overigens begon N. meer en meer zich als absoluut vorst te gedragen. Een door Fouché georganiseerde politie bewaakte alles ; oppositioneele persorganen werden onderdrukt en een aanslag in 1800 gaf gelegenheid tegen ultra-republikeinen en royalisten scherp op te treden. Teneinde zijn invloed in de aangrenzende republieken te laten gelden, deed N. daar de macht der volksvertegenwoordiging sterk verminderen. Zoo werd in de Bataafsche Rep. in 1801 de grondwet door een staatsgreep geheel gewijzigd en kwam alle macht bij het z.g. Staatsbewind, en in de Cisalpijnsche Rep. kreeg een president alle gezag in handen, waartoe N. zich zelven liet kiezen, terwijl hij Piemont annexeerde en in kleinere staten (Genua en Lucca) den bestuurder aanwees. In ’t Oosten vormde de Rijn de grens van Frankrijk, talrijke Duitsche kleine staten werden gemediatiseerd of geseculariseerd (Reichsdeputations hauptschlusz van 1803) ook tot schadeloosstelling van vorsten voor verlies aan gebied links van den Rijn. Van de Helvet. Republiek werd Wallis afgescheiden, dat bestuurd werd door een grand-bailli, die afhankelijk was van N. Daarmee schiep N. een Fransche invloedssfeer van de Noordzee tot de Adriatische Zee.

Ook dacht hij weer aan koloniale politiek: hij wilde vasten voet krijgen in Voor-Indië en Louisiana, Madagascar en Haïti exploiteeren. Dit moest evenwel een breuk met Engeland verwekken, terwijl de Fransche invloed in Italië tot een conflict met Oostenr. moest voeren, ’t Eerst brak de oorlog uit met Engeland, dat alle onderhandelingen met N. had afgebroken, toen deze weigerachtig bleef Holland te ontruimen (Mei 1803). De Franschen bezetten daarop Hannover (Juni 1803), terwijl maatregelen werden getroffen tot een landing in Engeland, waarvoor schepen en manschappen geleverd moesten worden door de Bat. Republ., Spanje en Genua. Binnenlandsche moeilijkheden verhinderden echter N. zijn plan tot uitvoer te brengen. De royalisten, geleid door Pichegru en gesteund door de Eng. regeering, wilden hem ten val brengen, hetgeen N. echter wist te verijdelen (Aug. 1803). N. maakte hiervan gebruik om zich te ontdoen van zijn mededinger Moreau, die verbannen werd, van den troonpretendent, den hertog van Enghien, dien hij op Badensch grondgebied liet oplichten en fusilleeren (Maart 1804), terwijl hij zich door den senaat de waardigheid van keizer (Empereur des Gaules) liet opdragen (April 1804). Echter ook op ’t vasteland had N. met moeilijkheden te kampen.

Rusland, bezorgd voor N.’s machtsuitbreiding, had een verbond gesloten met Oostenrijk (Nov. 1804), dat na N.’s kroning tot koning van Italië (Juni 1805) niet meer den oorlog meende te kunnen ontloopen, daar het vreesde voor zijn Ital. bezit. Als Oostenrijk zijn Ital. grenzen begint te versterken, eischt N. vermindering van de troepensterkte en wanneer dit geweigerd wordt, besluit hij Oostenrijk aan te vallen (Aug. 1805). ’t Leger wordt van Boulogne naar het Oosten gedirigeerd. In Oct. 1805 worden de Oostenr. genoodzaakt tot de capitulatie van Ulm, waarop de weg naar Weenen voor de Franschen open staat. Kort daarop echter wordt de Fr. vloot bij Trafalgar vernietigd (21 Oct. 1805) door de Eng. vloot onder Nelson. Hiermede wordt de strijd tusschen Engeland en Frankrijk ten nadeele van Fr. beslist. Het moest afzien van alle streven naar maritieme en koloniale macht. Aangezien N. Engeland nu niet dwingen kon zijn machtsvergrooting op ’t vasteland te erkennen, verloor deze daardoor alle beteekenis. N., die Bohemen was binnengerukt, verkeerde door den opmarsch van de Russen in groote moeilijkheden.

Toen dezen echter hem de kans gaven slag te leveren, behaalde hij een schitterende overwinning te Austerlitz (2 Dec. 1805), waardoor ’t overwicht van N.’s legers in Europa gevestigd was en waarvan hij gebruik maakte om Oostenrijk te noodzaken vrede te sluiten (Vrede van Presburg Dec. 1805), waarbij Fr. in ’t bezit kwam van Venetië, Istrië, Dalmatië en Cattaro, terwijl aan Beieren afgestaan werd Vorarlberg, Tirol, Passau en Lindau. De toegangen tot de Oostenr. monarchie stonden daardoor in ’t bezit van N. Een ander gevolg van de overwinning was, dat de keizer nu zijn macht kon vergrooten door leden van zijn familie tot vorsten aan te stellen. Zoo werd zijn broer Jozef koning van Napels (Juni 1806) en zijn broer Lodewijk koning van Holland, (Mei 1806). Daarnaast richtte hij verschillende kleine vorstendommen op, welke hij schonk aan verschillende generaals en ministers, b.v. Neufchatel aan Berthier, Beneventum aan Talleyrand, Ponte Oorvo aan Bernadotte, enz. De Zuidduitsche vorsten werden gemaakt tot vazallen van den keizer, terwijl de Middelduitsche en de Rijnvorsten een bond vormden, den z.g. Rheinbund, die ook in vasalverhouding tot N. kwam te staan, ’t Was geen wonder, dat de Duitsche keizer onder die omstandigheden den titel niet meer kon dragen. Frans II legde de waardigheid op aandringen van N. neer (Aug. 1806). Een oogenblik scheen het of ook Engeland zich bij den toestand zou neerleggen. Pitt was gestorven (Jan. 1806) en zijn opvolger Fox zocht toenadering tot N. Zijn dood in Juli 1808 bracht de oorlogspartij weer aan ’t roer.

Ondertusschen was de verhouding tusschen Frankrijk en Pruisen, dat gedwongen was geworden tot allerlei concessies, slechter geworden. Toen N. er ook toe overging om Wesel te bezetten, besloot Pruisen tot den oorlog, die in Aug. 1806 uitbrak. Het Pruisische leger was niet tegen de troepen van N. opgewassen; achtereenvolgens leed het nederlagen bij Saalfeld, Jena en Auerstedt (Oct. 1806), waarna N. Berlijn binnen trok, nadat de Pruis, troepen gedeeltelijk de vlucht hadden genomen naar Lixbeck, waar ze capituleeren moesten, gedeeltelijk teruggetrokken waren achter den Oder, waar ze zich vereenigden met de Russ. legers. Teneinde met deze beide landen af te rekenen, rukte N. op naar ’t Oosten. Bij Eylau werd een bloedig gevecht geleverd, waarin N. zware verliezen leed zonder de overwinning te behalen. Na versterkingen ontvangen te hebben rukte N. weer op, won bij Heilsberg (Juni 1807) en Friedland, waarop de vrede in Tilsit met Rusland en Pruisen tot stand kwam. Gevormd ' werden ’t groothertogdom Warschau, dat gegeven werd aan den koning van Saksen, terwijl uit !t Pruis, gebied beoosten de Elbe ontstond het koninkrijk Westfahlen’ dat gegeven werd aan N.’s broeder Jeröme. Er kwam een geheim tractaat tot stand tusschen Alexander van Rusland en N., waarbij de eerste zich verplichtte, het door N. in Berlijn afgekondigde decreet, genoemd het continentale stelsel, toe te passen, indien Engeland geen vrede wilde sluiten, terwijl N. aan Rusland de vrije hand zou laten in den Balkan met uitzondering van Constantinopel, dat de Russen niet mochten bezetten.

Ondertusschen had N. ook gezorgd voor de welvaart in Frankrijk. Een code de commerce bracht meer rechtszekerheid, terwijl wegen, kanalen, telegraaflijnen ten goede kwamen aan ’t verkeer. Het bouwen van bruggen en eerebogen in Parijs, gaf werk. Teneinde den boerenstand te beschermen, vaardigde hij een wet uit waarbij het nemen van woekerwinst verboden werd en de Joden alleen den grond mochten koopen, wanneer zij dezen zelf gebruiken wilden. Teneinde elk verzet tegen zijn regeeringssysteem tegen te gaan, liet hij een strenge censuur op de drukpers uitoefenen, evenals op het tooneel. Het continentale stelsel, dat den economischen oorlog tusschen Engeland en Frankrijk inleidde, had voor N. groote gevolgen. Het noodzaakte hem zijn macht te vestigen in landen, waarom hij zich tot dusver weinig bekommerd had. Zoo moest de Spaansche koningsfamilie aftreden en werd Jozef van Napels daar tot koning benoemd (6 Juni 1808), nadat eenige maanden tevoren het in Portugal regeerende vorstenhuis genoodzaakt was geweest Portugal te verlaten (Nov. 1807).

Toscane hield op als staat te bestaan. In Mei 1808 werd het bij Frankrijk ingelijfd, evenals kort te voren was geschied met den Kerkel, staat (April 1808). Zoo hoopte N. ’t continentale stelsel te kunnen doorvoeren, ’t Bracht hem echter in conflict met den Paus, en daardoor met de kerk, die in Spanje en Tirol een gereeden bodem vond voor haar aan N. vijandige politiek. Nog vóór Jozef in Madrid was aangekomen (Juli 1808) brak de opstand in Spanje uit, die, begonnen in Asturië, zich snel uitbreidde en op den steun van Engeland kon rekenen (Mei 1808). Een Fransche legerafdeeling moest capituleeren bij Bayle (Juli 1808) en Jozef was genoodzaakt zijn troepen over de Ebro terug te trekken. Engelsche troepen onder Wellesley landden in Portugal en dwongen daar de Franschen tot de capitulatie van Cintra (Aug. 1808). De terugslag van deze tegenslagen deed zich voor N. snel gevoelen. Oostenrijk versterkte zijn leger, Pruisen begon met een reorganisatie van het leger, terwijl de Koningsberger Tugenbund zijn actie begon tegen de Franschen in geheel NoordDuitschland.

In Turkije was de Franschgezinde sultan Mustafa IV vervangen door Mahomed II, die een aan N. vijandige politiek voerde. Alvorens zich naar Spanje te begeven wilde N. zich in den rug dekken tegen een mogelijk optreden van Oostenrijk en Pruisen. Het gelukte hem echter niet, Czaar Alexander op een bijeenkomst te Erfurt (1808) te bewegen legercorpsen op de O.-grens te plaatsen teneinde Oostenr. te dwingen tot handhaving van den vrede, ’t Eenige wat Alexander wilde beloven, was steun in geval van oorlog. Te Erfurt begon ook de afval van Talleyrand, die begreep, dat de dagen van N. geteld waren en hij zich niet meer zou kunnen handhaven, temeer daar de ontevredenheid in Frankrijk, gevoed door de geestelijkheid toenam. Hoewel N. niet bereikt had, hetgeen hij had gewenscht, kon hij nu toch zijn aandacht wijden aan Spanje, waar hij voordeel kon trekken uit de oneenigheid der Spaansche aanvoerders, zoodat het hem weinig moeite kostte de Sp. te verslaan bij Tudela (Nov. 1808) en Somosierra (Nov. 1808) en trok hij in Dec. Madrid binnen. Aan zijn maarschalk Soult gelukte het de Engelschen uit Spanje te verdrijven. Hoewel ’t Spaansche volk nog niet onderworpen was, kon N., die tijdingen scheen ontvangen te hebben omtrent plannen van Talleyrand en Murat om de regeering omver te werpen, niet langer in Spanje blijven.

In Jan. 1809 was hij weer in Parijs en moest hij zich gereed maken tot een oorlog met Oostenrijk, dat meende, dat de ontevredenheid in Frankrijk kans gaf op succes. Op steun van Pruisen en Rusland kon het echter niet rekenen, hoewel de bevolking daar gaarne strijd voerde tegen N. Nog voordat de oorlog tusschen Oostenrijk en Frankrijk uitbrak, begon de opstand in Tirol, die ook hier geleid werd door de kerk. In April 1809 begon de oorlog, in het begin met succes voor de Oostenr., die onder aartshertog Johan de Fransche troepen onder Eugène de Beauharnais tot aan de Etsch terugdrongen, terwijl troepen onder aartshertog Ferdinand Polen met Warschau bezetten en een legerafd. onder aartshertog Karei oprukte naar de Isar. Met snelle marschen trok N. naar ’t Oosten. Karei van Oostenrijk moest Beieren ontruimen (slagen bij Landshut en Eggmühl) en was Oostenrijk wederom genoodzaakt zich te verdedigen, daar ook de Oostenr. troepen nu Italië en Polen moesten ontruimen. De Oostenr. waren niet bij machte de Traunline te behouden en moesten zich terugtrekken op den Bisamberg in de buurt van Weenen. Bij Aspern werden N.’s troepen door de Oostenr. teruggeslagen (Mei 1809).

Van de rust, die aartsh. Karei aan N. liet, maakte deze gebruik zich te versterken. Ook de tweede slag bij Wagram, waar N. het slagveld behield, gaf geen beslissing (Juli 1809). Oostenrijk, dat nog steeds hoopte op steun van Pruisen, wilde nog van geen vrede weten, daar N. eischte afstand van Galicië en het Westen der Oostenr. monarchie. Ondertusschen werd de toestand van N. weer gevaarlijk. Een nieuw Engelsch landingsleger had de Franschen uit Portugal verdreven en hen in Spanje bij Tarlavera verslagen (Juli 1809), terwijl een ander Eng. leger in Nederland was verschenen en zich meester had gemaakt van Walcheren.

N., die ook moest vreezen voor bewegingen in Frankrijk, waar Bernadotte en Fouché allerlei eigenaardige maatregelen namen, matigde zijn eischen, zoodat de vrede te Schönbrunn tot stand kwam (Oct. 1809), waarbij ’t Innviertel kwam aan den Rijnbond, West-Galicië met Krakau aan Warschau, Oost-Galicië aan Rusland, Görz en Triëst aan N. N. meende zijn troon sterker te maken door te trachten een erfgenaam te krijgen. Hij liet zich van zijn vrouw Josephine scheiden en huwde met Maria Louise van Oostenrijk (1810), waaruit een zoon, Napoleon, geboren werd, die den titel van koning van Rome kreeg (1811), waarin N. zijn streven naar ’t herstel van ’t oude Romeinsche rijk te kennen gaf. Ondertusschen had N. in ’t wezen der omringende staten verschillende veranderingen gebracht, welke gedeeltelijk samenhingen met de bevestiging van Frankrijk, gedeeltelijk ook met de doorvoering van ’t continentaal stelsel. Zoo werd het koninkrijk Holland geannexeerd (Juli 1810), omdat koning Lodewijk niet voldoende had gezorgd voor de verdediging, waardoor een landing der Engelschen niet was verhinderd en werd aan ’t bestaan van het groothertogdom Oldenburg een einde gemaakt (Jan. 1811). Hierdoor werd Czaar Alexander I gegriefd, daar de groothertog v. Oldenburg zijn oom was. Trouwens de verhouding tusschen Frankrijk en Rusland was er niet beter op geworden na den vrede te Schönbrunn. Rusland vreesde voor ’t herstel van ’t koninkrijk Polen, ten opzichte waarvan het geen geruststellende verklaringen van Frankrijk kon verkrijgen. Bovendien bracht doorvoering van ’t continentaal stelsel groot nadeel toe aan den graanhandel en middellijk ook aan de Russ. schatkist.

Toen de Russ. regeering overging tot heffing van invoerrechten op Fransche luxegoederen (December 1810), verwekte dit groote ontstemming van N. Meer en meer werd het duidelijk, dat een oorlog tusschen N. en Rusland niet meer te vermijden zou zijn. Alexander, met zijn neiging tot mysticisme, begon zich te beschouwen als het instrument Gods om den strijd aan te binden tegen N. ’t Jaar 1811 verliep met het treffen van voorbereidingen voor den strijd. Op het oogenblik, dat Rusland in ’t voorjaar 1812 van N. de ontruiming eischte van het land beoosten de Oder, was de oorlog begonnen (Maart 1812). De Russ. legers trokken in den beginne steeds terug, waardoor N. steeds verder van zijn operatiebasis kwam. Smolensk werd door hem bezet, waar hij een sterke macht moest achterlaten (Aug. 1812). Ten einde een beslissing te krijgen, besloot N. verder naar ’t Oosten op te rukken. Na den slag bij de Borodino gewonnen te hebben zonder echter het Russ. leger te kunnen vernietigen, bezette hij Moskou (Sept. 1812). Hier werd hij opgehouden door de onderhandelingen, die de Russ. regeering begon, waardoor zij krachten kon verzamelen en gelegenheid had, ’t leger van N. van zijn operatiebasis af te snijden.

Teneinde dit gevaar te ontgaan besloot de Fransche keizer terug te trekken. Met zware verliezen gelukte het N. uit de tang, die de Russ. legers vormden, te ontkomen en de Berezina over te trekken (Nov. 1812). N. verliet nu zijn leger ten einde nieuwe troepen te verzamelen. Ondertusschen waren de Russen verder opgerukt. De Pruis* troepen onder York werden van de Fransche troepen van Macdonald afgesneden en sloten de capitulatie van Tauroggen (Dec. 1812). In Maart 1813 sloot Pruisen ’t verbond van Kalisch met Rusland, dat reeds verbonden was met Zweden en verklaarde het den oorlog aan Frankrijk. Ondertusschen had N. nieuwe troepen verzameld en deed hij moeite de Elbelinie, waarachter de Oostelijk staande troepen van Eugenius en Macdonald waren teruggetrokken, te bereiken. Een tijd lang gelukte het N., die zijn hoofdkwartier had in Saksen, zich te handhaven, terwijl zijn bevelhebber Davoust de Elbe met Hamburg als middelpunt verdedigde.

Nadat de voorstellen van Oostenrijk tot het sluiten van een vrede op de basis van den toestand van 1805 door N. verworpen waren, sloot Oostenrijk zich aan bij Rusland en Pruisen (Aug. 1813). De beslissende slag werd daarna geleverd bij Leipzig (Volkerenslag Oct. 1813), welke eindigde met de nederlaag van N. De Elbelinie moest nu worden opgegeven. Een poging om de Rijnlinie te behouden mislukte door den snellen opmarsch van de Pruisen en de Russen onder v. Bülow en de landing van de Engelschen in Zuid-Holland, waardoor de Franschen aan den Beneden-Rijn moesten terugtrekken (Dec. 1813). In het voorjaar van 1814 was N. genoodzaakt zijn eigen land te verdedigen« Van den Oostkant drongen de OostPruis. troepen onder Schwarzenberg en Blücher Frankrijk binnen, terwijl aan den Zuidkant Wellington binnen drong, die in 1812 (Aug.) na een overwinning bij Salamanca Jozef gedwongen had Spanje te verlaten en na een overwinning bij Vittoria (Juni 1813) de Fr. troepen dwong het Ib. schiereiland te ontruimen. Bij de verdediging van de Marnelinie kwamen zameld in de Fonds de la secrétairerie d'Etat (ms. Arch. Nat. Paris). — Schrijvers: Coquelle, Nap. et 1’Angleterre (1904); Fournier, Napoléon I (3 Bnd. 1904); Masson, Napoléon chez lui (1894); Driault, Nap. et 1’Europe (4 dln); Driault, La pol. oriëntale de N.; Conard, N. et la Catalogne; Handelsmann, N. et la Pologne.